Diefstal in de Kerk

Onder deze titel verscheen een bijdrage van burgemeester Ludwig Vandenhove in het tijdschrift Private Veiligheid (nummer 51, december 2011) van uitgeverij Politeia Editions.

De Vlaamse regering heeft op vrijdag 24 juni 2011 een beleidsnota goedgekeurd over de toekomst van de kerken nu er steeds minder kerkbezoekers zijn.

 

“De stad Sint-Truiden is hier al enkele jaren mee bezig en vormt dus ook op dit vlak een voorbeeld voor Vlaanderen.”, zegt burgemeester Ludwig Vandenhove, tevens verantwoordelijk voor de kerkfabrieken.
“Sinds ik burgemeester van de stad Sint-Truiden ben, voeren we een echt beleid rond kerken en kerkfabrieken. Zo brengen we minimum één keer per jaar de kerkfabrieken rond de tafel om een aantal afspraken te maken. Dit heeft onder andere geresulteerd in een beheersing van de financiën van de kerkfabrieken, een globale aansluiting bij de Monumentenwacht Limburg vzw om de verschillende kerken in stand te houden, etc.”

 

 

De volgende vergadering met de kerkfabrieken is gepland op woensdag 15 februari 2012 in de gebouwen van de gewestelijke brandweer Sint-Truiden, Zepperenweg 26.

 

 

Ludwig Vandenhove: “Veiligheid in religieuze gebouwen in het algemeen en in kerken in het bijzonder geniet meer en meer de aandacht van kerkfabrieken, gemeenten en steden.
In deze bijdrage wordt een beknopt overzicht van de mogelijkheden, die er zijn om deze veiligheid maximaal te garanderen.
De focus is gericht op gebedshuizen en diefstallen. Maar de beschreven situaties en  voorstellen kunnen zowel  op andere gebouwen (archieven, kloosters, moskeeën, etc.), als op andere feiten (brand,wateroverlast, etc.) toegepast worden.

 

 

De veiligheid in religieuze gebouwen is een vrij recent fenomeen.
Met de culturele en toeristische ontsluiting van (voorlopig) hoofdzakelijke kerkelijke gebouwen zal hier in toenemende mate aandacht voor zijn.
Het betreft hier een domein waar diverse overheden de nodige beslissingen moeten nemen, maar waar, gezien de technische en technologische hulpmiddelen, een markt voor de privésector openligt.”

 

 

Over dit zelfde thema is er ook een artikel verschenen in Politiejournaal van januari 2012.
U zal dit binnen enkele weken op deze website vinden.

 

 

 

 

 

Hieronder vindt u de volledige versie van het artikel.

 

 

Veiligheid in religieuze gebouwen in het algemeen en in kerken in het bijzonder geniet meer en meer de aandacht van kerkfabrieken, gemeenten en steden. In deze bijdrage een beknopt overzicht van de mogelijkheden. De focus is gericht op gebedshuizen en diefstallen. Maar de beschreven situaties en voorstellen kunnen zowel op andere gebouwen (archieven, kloosters, moskeeën, etc.), als op andere feiten (brand, wateroverlast, etc.) toegepast worden.

 

 

Van huizen van gebed tot collectief erfgoed

 

 

De toegenomen aandacht voor. veiligheid in religieuze gebouwen bij kerkfabrieken, gemeenten en steden heeft twee redenen. Enerzijds is er het toenemend aantal diefstallen en inbraken. Anderzijds worden vooral kerken steeds meer gezien als niet alleen een locatie waar aan godsdienstbeleving wordt gedaan, maar ook als erfgoed en monumenten die - al dan niet permanent - kunnen bezocht worden.
De Stichting Open Kerken(2) zet zich sinds 2007 in voor een eenvormige, kwalitatieve ontsluiting van het religieuze patrimonium. Sinds het ontstaan engageren talrijke vrijwilligers van meer dan 250 gebedshuizen (van verschillende geloofsovertuigingen) zich voor het openstellen van hun gebouw en het gastvrij onthaal van bezoekers en/of toeristen. Tijdens een jaarlijkse 'Dag van de Open Kerken' op de eerste zondag van juni(3) wordt getracht om het religieus patrimonium uit te dragen en voor te stellen aan een zo breed mogelijk publiek.
De actuele geloofsbeleving verschilt sterk van deze van pakweg twintig jaar geleden. Kerken enkel toegankelijk maken voor de gelovigen en zeker enkel voor de praktiserenden in deze tijden van toenemende ontkerkelijking, staat bijna gelijk aan personen uitsluiten.
Bovendien geven gemeenten en steden de meeste kerkfabrieken aanzienlijke financiële steun op basis van decretale verplichtingen(4)(5). Het is dan ook niet meer dan logisch dat de gemeenschap iets in ruil krijgt voor dit belastinggeld en die kerken beschouwt als 'hun erfgoed'.
Religieuze gebouwen moeten in die context een grotere maatschappelijke betekenis krijgen en nog meer dan nu onderdeel zijn van het leven in een buurt, dorp of wijk en van het erfgoed-, monumenten- en toeristisch beleid van een gemeente of stad. De vrees voor diefstal en vandalisme mag niet opwegen tegen deze nieuw maatschappelijke visie op gebedshuizen.

 

Beleid Vlaams gewest(6)

Het Vlaamse eredienstendecreet van 7 mei 2004, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 6 september 2004, is tot stand gekomen na de zogenaamde Lambermontakkoorden en de daaruit volgende Bijzondere Wet van 13 juli 2001, die de bevoegdheid inzake de lokale en provinciale besturen, inclusief de eredienstbesturen, heeft geregionaliseerd. Dat decreet heeft de werking van de Vlaamse besturen van de eredienst grondig gemoderniseerd.
De Vlaamse regering heeft plannen om dit decreet te wijzigen, waarbij onder andere (nog meer) van de Vlaamse gemeenten en steden wordt verwacht dat ze een toekomstvisie en vooral een bestemming ontwikkelen voor de kerken op hun grondgebied. Het ontsluiten voor bezoekers en toeristen maakt daar deel van uit en is zeker niet onbelangrijk als het over historische, al dan niet beschermde, gebouwen gaat.

 

 

Na een studiedag op 1 juli 2010 werden een drietal werkgroepen opgestart. Op 24 juni 2011 hebben die hun werkzaamheden afgerond met het verslag 'Parochiekerken in Vlaanderen'. Op ba¬ sis hiervan keurde de Vlaamse regering op 24 juni 2011 de conceptnota 'Een toekomst voor de Vlaamse parochiekerk' goed.

 

 

Een groot deel van de voorliggende wijzigingen van het huidig decreet vindt precies zijn oorsprong in de zoektocht naar oplossingen voor de uitdagingen van de parochiekerken in Vlaanderen.
Hoewel de aanleiding tot heel wat veranderingen ligt in de uitdaging waarmee (bijna) alleen de rooms-katholieke eredienst wordt geconfronteerd, worden in het voorliggende voorontwerp van decreet ook wijzigingen aangebracht aan de specifieke bepalingen voor minderheidserediensten.

 

 

De Vlaamse gemeenten en steden kampen in toenemende mate met financiele problemen omwille van talrijke redenen. Zij zijn vragende partij om een denkproces op gang te trekken en te bevorderen op het lokale niveau over de toekomst van de parochiekerken. De paradox is echter dat het behoud van de huidige, louter religieuze functie vaak financieel voordeliger uitkomt, ook qua veiligheidsingrepen of -maatregelen,dan een alternatieve bestemming. Het herbestemmen van zeker beschermde en vaak alleszins in bouwtechnische en architecturale zin uitzonderlijke gebouwen brengt hoe dan ook een meerkost met zich mee.

 

 

Gestolen kunstschatten

 

 

Kerken zijn blijkbaar in Vlaanderen steeds vaker het slachtoffer van inbrekers. Volgens een rapport van de federale politie verdwijnen elk jaar ruim 1.500 kunstschatten uit Vlaamse kerken(7).

 

De Vereniging Zonder Winstoogmerk (VZW) Religieus Erfgoed Online is in 2009 gestart met de website www.religieuserfgoed.be, een interactieve databank met registratie en bekendmaking van gestolen religieus erfgoed.
Deze online databank voor gestolen religieus erfgoed is gerealiseerd en wordt actief gehouden in nauwe samenwerking met het Art Research Team van de federale politie. De bedoeling is om op deze manier het gestolen erfgoed uit kerken en kloosters meer zichtbaar te maken en zo de kans op het terugvinden ervan te vergroten.

 

 

Net zoals bij een andere diefstal, is het belangrijk in het geval van een religieus voorwerp om zo snel mogelijk aangifte te doen via de lokale politie en een proces-verbaal te laten opmaken. Na de aangifte bij de lokale politie kan er eveneens aangifte gedaan worden via het aangifteformulier op www.religieuserfgoed.be

 

 

In het erg gelovige Vlaanderen hebben kerken zichzelf vaak beschouwd als 'een onaantastbaar, veilig huis', waar iedereen van af bleef. Inmiddels is bij de bedienaars van de eredienst, de leden van de kerkfabrieken en de betrokkenen en vrijwilligers bij allerlei parochiale verenigingen doorgedrongen dat de tijden ook wat dat betreft veranderd zijn.

 

 

Kerken apart beveiligen?

 

 

Natuurlijk vraagt elk type van een gebouw een ietwat specifieke aanpak, maar er zijn een aantal gemeenschappelijke elementen, die opgaan voor kerken, net zoals voor prive-woningen, openbare gebouwen, bedrijven, winkels, etc.

 

Er zijn drie soorten maatregelen mogelijk: bouwkundige, elektronische en organisatorische. De veiligheid kan maar maximaal verzekerd worden door evenveel aandacht te hebben voor de drie elementen. Het is bijgevolg een en-en-verhaal, geen of-of-verhaal.

 

 

Bouwkundige maatregelen gaan niet enkel over sloten of cilinders. Naast het beveiligen van de deuren of de gevelopeningen zijn er vaak fysische eigenschappen aanwezig, waarmee rekening moet gehouden worden, zoals een poort, een omheining, etc.
Elektronische beveiliging gaat vaak over het inschakelen van een of meerdere technische middelen, zoals een alarminstallatie.

 

 

Organisatorische ingrepen hebben betrekking op het gedrag en het aannemen van een aantal gewoonten van alle personen die bij een gebedsruimte betrokken zijn.
Zonder volledig te zijn, worden hieronder een aantal concrete maatregelen opgesomd, die kunnen genomen worden om kerken maximaal te beveiligen.
Mogelijke bouwkundige ingrepen zijn buitendeuren voorzien van veiligheidssloten, de keldergaten degelijk afsluiten, de sloten aan vitrinekasten bovenaan plaatsen en goede beglazing (zoals het afschermen van beglazing in ramen en deuren door het aanbrengen van hekwerk en/of tralies), het plaatsen van dubbele beglazing en de vitrinekasten voorzien van slagvast glas.

 

 

Mogelijke elektronische maatregelen zijn het installeren van een alarminstallatie, het plaatsen van beveiligingscamera's, het bevestigen van detectoren aan voorwerpen en/of aan vitrinekasten.
Qua organisatorische maatregelen is er heel wat mogelijk en het kost in tegenstelling tot bouwkundige en/of elektronische ingrepen geen of alleszins veel minder geld. Het is vooral een kwestie van aandacht hebben en mentaliteit.
Misschien net daarom wordt hier nog al eens tegen 'gezondigd'.
Buiten is het belangrijk het kerkgebouw en het hekwerk dat er eventueel rondstaat elke avond af te sluiten, zo weinig mogelijk donkere hoekjes creëren om zo de sociale controle te bevorderen, bij (restauratie)werken ervoor zorgen dat telkens het werfmateriaal degelijk wordt opgeborgen en schrikverlichting plaatsen aan de ingangen van de kerk en de sacristie.
Binnen het kerkgebouw is het belangrijk waardevolle voorwerpen, die tijdens de week niet in gebruik zijn, op te bergen in een degelijk afgesloten sacristie of kluis, de sleutels op een veilige plaats te bewaren (niet in de kerk zelf), de offerblokken elke avond leeg te maken, extra verlichting te voorzien in donkere hoeken, het gebruiken van replica in plaats van de originele beelden en aandacht schenken aan demonteerbare en losse onderdelen (bijvoorbeeld kroontjes). Bovendien is het essentieel om het roerend patrimonium degelijk en volledig te inventariseren (is verplicht(8)) en te fotograferen. De inventaris wordt best regelmatig gecontroleerd en geactualiseerd, zodanig dat een diefstal tijdig ontdekt kan worden.
Het verplicht inventariseren, bewijst ook zijn nut bij een eventuele diefstal of andere calamiteiten. Goed gekende objecten zijn onverkoopbaar. Het is belangrijk voor het vastleggen van de verzekeringswaarde. Bij het uitlenen van objecten kan bijgehouden worden waar, aan wie en voor hoelang de voorwerpen zijn uitgeleend. En een zorgvuldig samengestelde inventaris is van belang voor eventueel wetenschappelijk onderzoek.

 

 

Subsidiebeleid Vlaamse overheid

 

 

Met subsidies moedigt de Vlaamse overheid beveiliging van het kunstpatrimonium aan. De basis voor de restauratiepremie voor beveiligingswerken aan beschermde monumenten is recent gewijzigd(Q). Het doel van de beveiligingswerken is om de gebouwen te beveiligen en zoveel mogelijk open te stellen voor het publiek met behoud van het patrimonium van de kerk. Het Vlaams gewest wil hierbij de lokale initiatiefnemers niet alleen financieel, maar ook praktisch helpen om beveiligingsinstallaties te plaatsen. Het gaat concreet over elektronische beveiliging tegen inbraak en brand, mechanische beveiliging tegen inbraak, beveiliging tegen bliksem, de koppeling van verschillende beveiligingssystemen aan een erkende meldkamer(10) en toezicht op de bescherming van roerende en onroerende goederen. De omzendbrief bepaalt dat een kerkfabriek 10% van de lasten draagt bij de uitvoering van erkende beveiligingswerken, 10% is ten laste van het gemeente- of stadsbestuur, 20% is ten laste van de provincie en 60% ten laste van de Vlaamse overheid.

 

De Vlaamse overheid opteert ervoor om zoveel mogelijk haar eigen alarmsysteem met privé-meldkamer te implementeren hetgeen de uniformiteit en opvolging ten goede komt. Momenteel werken ongeveer een 300 Vlaamse kerken met dit systeem.
Een restauratiesubsidie is niet gekoppeld aan een inbraaksubsidie, maar beide hangen best wel samen qua installatie van de apparatuur.

 

 

Er zijn verschillende Vlaamse instellingen en organisaties, die zich bezighouden met de zorg voor onroerend erfgoed. Het gaat ofwel om overheidsdiensten, ofwel om door de Vlaamse overheid gesubsidieerde instanties.
Zonder in detail te treden, volgt hieronder een korte opsomming met hun belangrijkste taken:
- het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) is de wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid, die het onroerend erfgoed onderzoekt en inventariseert en de resultaten hiervan ontsluit;
- het Agentschap Ruimte en (Onroerend Erfgoed; deze instantie staat in voor de uitvoering van het beleid op het vlak van beheer en bescherming.
Zij ondersteunt en sensibiliseert burgers, lokale overheden en diverse instanties met advies, subsidies of premies;
- het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) ondersteunt de bevoegde minister bij de voorbereiding van het beleid rond ruimtelijke ordening, wonen en onroerend erfgoed;
- het Agentschap Inspectie RWO: de afdeling inspectie treedt op tegen bouwovertredingen en inbreuken, onder andere op de bescherming van monumenten, dorps- en stadsgezichten, landschappen en het archeologisch patrimonium.

 

 

Op Belgisch niveau is er het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK). Het is een van de tien wetenschappelijke instellingen onder de bevoegdheid van de federale minister voor Wetenschapsbeleid en vormt onder andere een instrument voor de ontsluiting van het roerend en onroerend patrimonium van ons land.
Zoals u merkt, heeft onze ingewikkelde staatsstructuur ook gevolgen voor wie bezig is met de ontsluiting en de beveiliging van (on)roerend patrimonium in het algemeen en gebedshuizen in het bijzonder.

 

 

Manbewaking

 

 

Al dan niet aanvullend op de al de hier beschreven vormen van bewaking, kan er beroep gedaan worden op personen in een vrijwilligers- of een ambtenarenstatuut of in dienst van veiligheidsfirma's(11). Ik ga hier niet verder op in in deze bijdrage, omdat dit eerder (enkel) van toepassing is op religieuze gebouwen die in mindere of meerdere mate fungeren als museum.

 

Maatregelen in en rond Sint-Truiden

 

 

Ter afronding van deze bijdrage, die hoofdzakelijk handelt over allerlei maatregelen tegen diefstal, ga ik nog in, zonder volledig te zijn, op andere calamiteiten, die zich kunnen voordoen in archieven, gebedshuizen en andere erfgoedinstellingen. Het gaat over een concreet voorbeeld, waar onder andere mijn eigen stad Sint-Truiden bij betrokken is.
Eind 2009 werd de start gegeven voor een traject 'preventie- en calamiteitenplannen' voor een aantal erfgoedinstellingen in Hasselt, Zoutleeuw en Sint-Truiden. Het project loopt onder de naam 'Eerste Hulp bij Calamiteiten Cultureel Erfgoed (ECCE)'. Het doel is de veiligheidszorg voor personen, gebouwen en collecties te verbeteren via een geïntegreerd calamiteitenplan.
Essentieel in dit erfgoedproject is de netwerkaanpak: enerzijds werd het plan uitgewerkt in nauw overleg met de brandweer en de lokale politie, anderzijds zitten de deelnemende instellingen uit de drie gemeenten/steden rond de tafel om de krachten te bundelen. Een mooi voorbeeld van integrale veiligheid.

 

De bedreigingen waaraan het cultureel erfgoed blootstaat, zijn divers en groot: een diefstal, een brand, een overstroming, vandalisme, etc. Vaak wordt dit pas ervaren als er echt iets misgaat.
Vandaar dat veiligheidszorg een continu aandachtspunt moet zijn in collectiebeherende instellingen. Een globaal calamiteitenplan waarin veiligheidszorg als een integrale opdracht voor elke instelling wordt gezien, biedt een oplossing. Het is een plan met zowel preventieve maatregelen, als met acties en procedures tijdens de calamiteit die zich voordoet. Bovendien is er nood aan een scenario voor schadebeperking en -afhandeling na het voorval. Dit alles overstijgt de erfgoedinstelling op zich.
Vandaar de integrae en netwerkaanpak. Zo kunnen kennis en ervaring gebundeld worden en constant uitgewisseld worden.

 

 

De deelnemende erfgoedorganisaties aan dit traject zijn voor Hasselt: het Rijksarchief, het provinciaal archief, het stadsarchief, de provinciale bibliotheek, de drie stedelijke musea (Modemuseum, Nationaal Jenevermuseum en Het Stadsmus) en de kerkfabriek Sint-Quintinus (met de Quintinuskathedraal en de Onze-Lieve-Vrouwbasiliek).
Voor Sint-Truiden is dat het Museum Vlaamse Minderbroeders   (nu:De Mindere) en het stadsarchief. Bij Sint-Truiden sluit ook de Sint-Leonarduskerk van Zoutleeuw aan.
Het traject is het gevolg van een samenwerking tussen de erfgoedcellen van Hasselt en Sint-Truiden, het Provinciaal Centrum Cultureel Erfgoed en het Vlaams Steunpunt voor Cultureel Erfgoed vzw (FARO). De begeleiding van het traject gebeurt door de bvba 'Optimit',  bureau voor veiligheidsadvies(12)

 

 

Zij treden in de voetsporen van ruim een 80-tal erfgoedinstellingen in Vlaanderen die een zelfde traject hebben doorlopen of waarvan het project nog loopt (Antwerpen, Mechelen, Gent, Leuven, Brugge, Brussel en de Vlaamse Gemeenschapsinstellingen).
De erfgoedorganisaties hebben gedurende een goed jaar hun preventie- en calamiteitenplan en hun netwerking kunnen opbouwen. Hiervoor werden hen de bouwstenen aangereikt in vijf gemeenschappelijke sessies, waarmee ze en in de eigen organisatie aan de slag moesten om een plan op maat van de eigen instelling uit te werken en te implementeren. Het is van wezenlijk belang dat veiligheidzorg een permanent aandachtspunt blijft voor alle medewerkers in de organisatie.

 

 

Wat zijn de concrete doelstellingen van het project?
- voor elke deelnemende instelling wordt een preventie- en calamiteitenplan opgesteld dat organisatie -breed wordt geïmplementeerd, onderhouden, geactualiseerd en wordt ingeoefend;
- samenwerking, afstemming en verbetering op het vlak van veiligheidszorg van een professioneel netwerk van erfgoedinstellingen en hulpdiensten;
- veiligheid als permanent aandachtspunt binnen integrale kwaliteitszorg;
- het actueel en alert houden van het netwerk door regelmatig samen te komen, nieuwe ontwikkelingen in de organisatie en eventuele veranderingen in situaties te bepreken en taken competenties te oefenen inzake bedrijfshulpverlening en het redden van collecties;
- 'ECCE-community' met een eigen e-forum, waarop de participanten aan het project tal van berichten en tools kunnen vinden om hun kennis inzake veiligheid en beveiliging te verruimen, hun veiligheidsplan actueel te houden en onderling ervaringen uit te wisselen.

 

 

Heel het gebeuren is uitgewerkt door de privéfirma bvba 'Optimit', een bureau voor veiligheidsadvies. Het gaat hier dus om een mooi voorbeeld van samenwerking tussen de overheid en de privésector in een specifieke, maar steeds belangrijker wordende niche van de veiligheidsmarkt.

 

 

Conclusie

 

 

De veiligheid in religieuze gebouwen is een vrij recent fenomeen. Met de culturele en toeristische ontsluiting van (voorlopig) hoofdzakelijke kerkelijke gebouwen zal hier in toenemende mate aandacht voor zijn. Het betreft hier een domein waar diverse overheden de nodige beslissingen moeten nemen, maar waar, gezien de technische en technologische hulpmiddelen, een markt voor de privésector openligt.

 

(1) Sinds 1 januari 1995 tot heden is Ludwig Vandenhove burgemeester van de Stad Sint-Truiden.
Ludwig Vandenhove was federaal volksvertegenwoordiger van 2 december 1999 tot 18 mei 2003, senator vanaf 5 juni 2003 tot 2 mei 2007 en opnieuw federaal volksvertegenwoordiger vanaf 28 juni 2007 tot 6 mei 2010.
De periode dat hij federaal volksvertegenwoordiger was van 28 juni 2007 tot 6 mei 2010, was hij onder andere voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging en vast lid van de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt. Hij was in beide legislaturen tevens lid van de bijzondere commissie belast met de Parlementaire Begeleiding van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten (Vast Comité P).
In de Senaat was hij voorzitter van de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden en lid van de commissie belast met de Parlementaire Begeleiding van het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Vast Comité I).

 

 

(2) http://www.openkerken.be/

 

(3) Op zondag 3 juni 2012 zal de vijfde editie doorgaan van de 'Dag van de Open Kerken'.

 

 (4) De mogelijke subsidiëring vanuit het Vlaams gewest van de het beschermde kerkelijke patrimonium wordt geregeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten (het zogenaamde 'monumentendecreet').
De mogelijke subsidiëring van niet-beschermde parochiekerken wordt geregeld in het Koninklijk Besluit van 23 juli 1981 betreffende de subsidiering van bepaalde werken, leveringen en diensten, die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van ondergeschikte besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd.

 

(5} Het onderhoud van de kerkfabrieken heeft uiteraard een financiële impact op het budget van de kerkfabrieken en de lokale besturen.
Het eredienstendecreet van 2004 heeft artikel 92 van het Keizerlijk Decreet van 30 december 1809 ongemoeid gelaten.
Dit artikel bepaalt dat de (lokale) overheid de exploitatietekorten van de kerkfabrieken bijpast en bijdraagt aan de investeringen in de gebouwen van de eredienst.
Slechts 20% van de kerkfabrieken in Vlaanderen is zelfbedruipend, 80% doet beroep op toelagen van de gemeentebesturen.

 

(6) Zie hierover de notulen van de raad van bestuur van 1 0 oktober 2011 van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (V.V.S.G.) en het verslag van de besloten studiedag 'Parochiekerken, een toekomstvisie' te Mechelen op 1 juli 2010.

 

(7) Zie hiervoor het artikel dat verscheen in 'Het Belang van Limburg' van donderdag 20 oktober 2011.

 

(8) Voor kerkfabrieken bestaat de wettelijke plicht tot het opstellen en bijhouden van de inventaris van de goederen, die door de kerkfabriek worden beheerd (Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, artikel 35: 'De kerkfabriek maakt een inventaris op van de goederen, vermeld in artikel 34 [goederen en gelden, die toebehoren aan de kerkfabriek of die ter beschikking zijn gesteld van de eredienst] en houdt die bij.
De kerkraad neemt hiervan akte en neemt de inventaris op in de notulen').
Ook in het kerkelijk wetboek is er sprake van de inventarisplicht (Wetboek van canoniek recht (CIC 1983), Boek V, Titel II, Canon 1283,2°: '[door de nieuwe beheerder] dient een nauwkeurige en  gespecificeerde, door hen zelf te ondertekenen, inventaris opgemaakt te worden van de onroerende goederen, van de roerende goederen, hetzij kostbaar, hetzij hoe dan ook tot het cultuurgoed behorend, en van andere goederen samen met een beschrijving en waardeschatting ervan, en eenmaal opgemaakt, dient de inventaris nagezien te worden').

 

(9) Ministeriele omzendbrief ML712 van 3 juni 2011 betreffende de restauratiepremie voor beveiligingswerken aan beschermde documenten.

 

(10) In het verleden werd door het agentschap bevoegd voor het onroerend erfgoed een eigen beveiligingsconcept ontwikkeld met koppeling aan een meidkamer (Electriciteit en Mechanica Antwerpen - EMA, agentschap Wegen en Verkeer), die gratis ter beschikking werd gesteld door de Vlaamse overheid. Aan de nieuw aan te duiden meldkamer is ook een toezicht verbonden in functie van de bescherming van de roerende en onroerende goederen.

 

(11) Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, Belgisch Staatsblad (B.5.), 29 mei 1990.

 

(12) wwv.'.optimit.be

 

Voor meer informatie in verband met het tijdschrift en het artikel vindt u op www.politeia.be