Is er teveel overheidspersoneel?

Op vrijdag 29 maart 2013 was gedeputeerde Ludwig Vandenhove een van de gastsprekers op een bijeenkomst van militanten van de Algemene Centrale der Openbare Diensten (ACOD) Limburg, Koningin Astridlaan 45 in Hasselt.

“Binnen de huidige maatschappelijke context zit het overheidspersoneel  zwaar in het defensief.
Voor mij is dit (ten dele) onterecht.”, zegt Ludwig Vandenhove.
“Naïef of dromer?
Dat moet je altijd een beetje blijven, ook en misschien zeker in de politiek.”

“Afhankelijk van de bron zal het antwoord op de vraag ‘is er teveel overheidspersoneel?’ JA of NEEN zijn.
Een genuanceerd antwoord wordt zelden gegeven.
In de huidige maatschappelijke context zal er eerder JA geantwoord worden.

Het antwoord op deze vraag is hoe dan ook ideologisch gekleurd in de zin dat dit afhankelijk is van wat een maatschappij al dan niet zelf via de overheid dan wel via de private sector wil doen. 
Het antwoord is altijd genuanceerd, omdat heel duidelijk moet aangegeven worden wat onder overheid verstaan wordt.

Ik denk dat er nog nooit een studie gemaakt is hoeveel personen en/of families (on)rechtstreeks met de ene of andere overheid te maken hebben.
De cijfers beperken zich meestal tot de rechtstreeks bij de (een overheid) tewerkgestelden. Maar bejaardentehuizen, ziekenhuizen, scholen, culturele instellingen en verenigingen, natuurverenigingen, journalisten (van de openbare omroep), etc., kortom, alle instanties, die rechtstreeks of onrechtstreeks via overheidssubsidies gefinancierd worden, vallen bij een brede interpretatie  onder de noemer overheid.
Sommigen van deze personen, noem het functies, willen dat liever niet weten en rekenen zich eerder tot de privé-sector, ook al betaalt de belastingbetaler hoofdzakelijk haar/zijn loon of wedde.
Ja, er zijn nog al wat ‘managers’, die elke dag de overheid ‘afbreken’, maar ondertussen goed gebruik maken van overheidsmiddelen, zelfs voor hun eigen inkomen.

En dan heb ik het nog niet over de talrijke privé-bureaus, die de laatste jaren voor de overheid werken.
De invoering van de Beheers- en Beleidscyclus (BBC) op provinciaal en gemeentelijk niveau, los van de administratieve beschouwingen en vanuit democratisch oogpunt, is hiervan het meest recente en sprekende voorbeeld (1).
Hoeveel hebben privé-bureaus hier al niet aan verdiend en zullen ze er nog aan verdienen?
Als er weer eens moet bespaard worden, blijven zij steeds buiten schot.
Sommigen, ook politici, slagen er zelfs in te blijven zeggen dat uitbesteden van werk goedkoper is dan het zelf te doen met de overheid.
Ik blijf dit betwisten: ook dit is een ideologisch debat, geen financieel.
En dan komt de schizofrenie, ook van heel wat collega’s-politici: zelfs al is het duurder, maar het aantal personeelsleden en de personeelskosten dalen en dat vinden ze een pluim op hun hoed.

Als we de echte optelsom zouden maken van alle ambtenaren in de brede context en als iedereen tenminste respect zou opbrengen voor wie haar/hem betaalt, zou er minder kritiek op de overheid zijn en zou het stereotiepe beeld dat alles wat de privé doet goed is en alles wat de overheid doet slecht is tenminste genuanceerd worden.
Hoe dikwijls hoor ik nu ‘aan de toog’ kritiek op de ambtenaren, terwijl zijzelf of zeker hun familie tot die groep behoren.
Zou er een Belgische/Vlaamse familie zijn, die geen overheidspersoneel onder haar leden telt?

 

In elk debat over teveel of te weinig overheid zou dit moeten benadrukt worden.
Er zouden minder mensen zijn die kritiek op de eigen werkgever hebben en het debat zou anders gevoerd worden.
Ambtenaren en vakbonden zouden in die zin aan hun imago moeten werken en zich meer vereenzelvigd voelen met die groep. En vermits ik zelf jaren lid  van de vakbond ben, ken ik de structuur van aparte centrales, maar nu de overheidssector meer dan ooit bedreigd wordt, zou die solidariteit veel meer moeten spelen.

In dezelfde context zou ‘de sector’ veel meer voor zichzelf moeten opkomen.
Het echte maatschappelijk debat wordt zelden echt aangegaan.

Ik zou talrijke voorbeelden kunnen geven.
Neem nu heel het (on)veiligheidsgebeuren.
Hoelang zeg ik al dat de politievakbonden bij onderhandelingen allerlei technische hulpmiddelen, zoals camera’s, in de bespreking zouden moeten betrekken?
Hoeveel personeelsleden vervangen zij?
Als de onveiligheid op de trein toeneemt en dat blijkt vooral het gevolg te zijn personen, die geen ticket kopen, wordt er onmiddellijk aan gedacht, de toegang tot stations en treinen nog meer af te sluiten.
Waarom wordt er niet aan gedacht om meer veiligheidspersoneel in te zetten in de stations en/of op de treinen?
Om de veiligheid in scholen te verzekeren, worden allerlei maatregelen genomen, zoals hekken, liefst zo hoog mogelijk, alarminstallaties, camera’s, etc.
Waar is de inwonende conciërge gebleven?
Zou het niet beter zijn om een combinatie te maken van mensen (tewerkstelling) en technische hulpmiddelen om bepaalde onveiligheidssituaties aan te pakken?
In het veiligheidsdebat geloof ik meer in mensen dan (enkel) in technische middelen.
Zie onder andere ‘Camera’s. En mensen?’ van 14 januari 2013 op deze website.

‘De overheid’ bestaat niet. Uiteraard is onze ingewikkelde staatsstructuur hier niet vreemd aan, maar we zouden naar buiten toe (meer) moeten proberen met 1 stem te spreken.
Ambtenaren en politici, die het goed menen met de overheid (dit zou per definitie zo moeten zijn!), staan hier aan dezelfde kant en moeten aan een koord (naar dezelfde kant!) trekken.

Onze maatschappij kampt meer en meer met het probleem van de lager opgeleiden.
Zij dreigen overal uit de boot te vallen, zelfs bij de overheid.
Uiteraard moeten we er alles aan doen om deze groep zoveel mogelijk terug te dringen, maar we moeten realist zijn: er zal altijd zo een categorie blijven in onze samenleving.
Ik vind dat de overheid hier een taak heeft, zeker in periodes dat het economisch minder goed gaat.
Als ontwikkelde maatschappij kunnen wij het ons niet veroorloven dat een grote groep achterblijft.
Hier moeten specifieke projecten voor blijven bestaan en zelfs nog uitgebreid worden (bijvoorbeeld sociale economieprojecten, stages, etc.).
Op korte termijn bekeken kost dit geld, op lange termijn kan de overheid er geld mee uitsparen. Elke ‘ontspoorde’ kost de maatschappij immers veel geld.
Kijken we maar eens naar de situatie, die zich nu al voordoet in andere Europese hoofdsteden, zoals Londen of Parijs.
Grote jeugdwerkloosheid, zeker onder laaggeschoolden, is een maatschappelijke bom.
Een hele generatie dreigt te ontsporen.
Deze lager opgeleiden zouden precies een aantal jobs kunnen invullen, die nu via elektronische en/of technologische weg gebeuren.
Gaat het niet over een moderne industriële revolutie toen de machines de ongeschoolde arbeiders verdrongen?
Zie onder andere ‘Jongerenwerkloosheid prioritair aanpakken’ van 6 april 2013 op deze website.

We moeten durven toegeven, ook de ambtenaren en de vakbonden, dat de overheid altijd een vangnet geweest is - en nog steeds is - voor een aantal werknemers.
Ze geven dat niet toe en het is misschien ‘not done’ om dit te zeggen, zelfs voor een linkse Socialist, die de overheid verdedigt, maar het is de realiteit.
Dit maatschappelijk gegeven, dat uiteraard een kost heeft, moet in ogenschouw genomen worden als er weer eens een debat losbarst over teveel of te weinig overheid.
Via het verworven inkomen komt er zo heel wat geld in het economisch circuit terecht met alle (on)rechtstreekse gevolgen.
Net alsof de privé-sector altijd zaligmakend is: het is natuurlijk gemakkelijker  uw eigen fouten, bijvoorbeeld bij een faillissement, af te schuiven op de belastingen en/of op de overheid in plaats van naar uw eigen verantwoordelijkheid te kijken.

 

Verdedig ik de ambtenaren blindelings? Zeker niet!
Ik ben voor een sterke overheid, die goed draait en efficiënt werkt, maar geef toe dat het daar dikwijls mank loopt, zoals op zoveel andere maatschappelijke domeinen en/of in sectoren. Denken we maar aan de banksector.

‘De tegenstanders’ zijn er ondertussen in geslaagd om bepaalde overheidsdiensten zo te ontmantelen dat ze nauwelijks nog kunnen werken. Zo krijgen ze uiteindelijk gelijk (‘self-fulfilling prophecy’).
Wat heb je aan personeel als je nauwelijks nog werkingskosten en/of werkingsmogelijkheden hebt? Dit is bijvoorbeeld in heel wat gemeenten en steden het geval, die de afgelopen jaren al fors bespaard hebben en die de komende jaren nog meer gaan besparen.

Diezelfde neo–liberalen maken de burger zelfs wijs dat ze niets zullen voelen van besparingen, bijvoorbeeld in de sociale zekerheid. En diezelfde politici hebben er belang bij vanuit hun politieke visie dat heel wat inspectiediensten onderbemand zijn (bijvoorbeeld financiën, milieu, etc.).
Zij zijn (met woorden) tegen meer overheidspersoneel en zeker tegen politieke benoemingen, maar staan altijd op de eerste rij als er aanstellingen moeten gebeuren (liefst op zo hoog mogelijk niveau!).

Mijn boodschap voor de ambtenaren is duidelijk: wees dankbaar voor uw job en verdedig de overheid en u en uw vele collega’s (waarvan u vindt dat het niet altijd collega’s zijn), denk bij onderhandelingen aan meer jobs in plaats van enkel aan meer loon of wedde (solidariteit!) of zeker alleen maar aan uw eigen situatie en werk zo efficiënt mogelijk. In Scandinavische landen bijvoorbeeld zijn er (nog) meer ambtenaren dan bij ons, maar de burger is daar meer tevreden over de dienstverlening.
Op die manier worden politici niet voor schut gezet, die het fundamenteel voor u opnemen, zoals ik.
Wij staan aan dezelfde kant als verdedigers van de overheid!

Vaste benoemingen of niet?
Dit vraagt een apart en ander debat. Maar ook hier wordt heel wat mist gespuwd door de tegenstanders van de overheid. Immers, een minderheid van de ambtenaren is tegenwoordig vastbenoemd en dat aantal daalt jaarlijks nog. Bij de provincie Limburg bijvoorbeeld zijn er momenteel 461 vastbenoemden en 721 contractuelen.

Ik blijf in de overheid geloven en verdedig dan ook sterk de prerogatieven van de politiek: elk haar/zijn verantwoordelijkheid op haar/zijn terrein.
Dat is voor mij een van de pijlers van de democratie.

Teveel of te weinig ambtenaren?
Laten we tenminste de discussie voeren op basis van cijfers en argumenten, en ideologieën wat mij betreft, maar niet op basis van slogans.”

  1. Wat blijft er over van de gemeentelijke democratie?’ van 5 maart 2012 op deze website.   

 

Zie ‘Ik ben het weer eens met het ACW’ van 22 mei 2012 en ‘Hetzelfde doen en hetzelfde handelen’ van 29 november 2012 op deze website.

Deze tekst vindt u tevens op www.dewereldmorgen.be.