Wat blijft er over van de gemeentelijke democratie?

“Ik heb mij dit al dikwijls afgevraagd in teksten, in toespraken, op deze website, etc.

Nu is dit weer maar eens mijn reactie op het standpunt dat directeur Mark Suykens van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) schrijft in het magazine ‘Lokaal’ (*) onder de titel ‘Specialisatie en samenhang'.

(*) SUYKENS (M), Specialisatie en samenhang, in Lokaal het magazine van de lokale besturen, nr. 3, 2012, p.5.

”, zegt burgemeester
Ludwig Vandenhove.

“Met de gemeenteraadsverkiezingen van zondag 14 oktober 2012 in het verschiet, zal ik nog regelmatiger bijdragen op deze website plaatsen, die handelen over het algemene gemeentebeleid. Zij zullen eveneens verschijnen op de specifieke website, die vanuit sp.a -Sint-Truiden zal opgestart worden naar aanleiding van deze verkiezingen.
Meer nieuws volgt binnenkort.”

“Als lid van het directiecomité van VVSG heb ik al vaak de bemerking gemaakt dat VVSG veel teveel meegaat in de te technische benadering vanwege het Vlaamse niveau, de voogdijoverheid, naar gemeenten en steden toe.
Ik weet dat de maatschappij, sociologisch bekeken, elke dag ingewikkelder wordt, maar dit is geen reden om het besturen van het overheidsniveau dat het dichtst bij de burger staat steeds maar ingewikkelder en moeilijker te maken, integendeel zelfs. Zo wordt de gemeentelijke democratie uitgehold en kunnen enkel specialisten nog volgen.
Ik pleit ervoor om het gemeentelijk/stedelijk bestuursniveau precies doorzichtiger en éénvoudiger te maken.

Ik vind dat VVSG zich veel meer als ‘vakbond’ van gemeenten/steden - hun leden, die elk jaar een bepaalde bijdrage per inwoner betalen afhankelijk van het aantal inwoners - zou moeten opstellen dan wel mee te draaien in een Vlaamse logica, die in de praktijk meestal de regels en structuren steeds maar ingewikkelder maakt ondanks alle plannen en verklaringen terzake van de Vlaamse regering.

Met bijna 24 jaar politieke ervaring in de stad Sint-Truiden (6 jaar als gemeenteraadslid - fractieleider en bijna 18 jaar als burgemeester) merk ik dat de afstand tussen Vlaanderen, zowel de Vlaamse regering, als de Vlaamse administratie en gemeenten/steden steeds maar toeneemt.
Ik zou hieromtrent talrijke voorbeelden kunnen geven, maar één volstaat: de plannen inzake de toekomst van de vele steeds maar meer leegstaande en zeker leeglopende kerken.
Het is goed dat de Vlaamse regering hier een aanzet tot een mogelijke toekomstvisie geeft, maar dit is een proces van jaren binnen de huidige maatschappelijke en decretale/wettelijke context. Nochtans wordt het nu voorgesteld alsof dit binnen enkele jaren rond zal zijn, worden er te weinig overgangsmaatregelen voorzien, die nochtans nodig zullen zijn en zullen andere bestemmingen voor kerken aan gemeenten en steden nog meer kosten dan de huidige tekorten van de kerkfabrieken dekken. 

Het is tevens een pleidooi dat elke mandataris met nationale of Vlaamse ambities beter eerst een aantal jaren een gemeentelijk mandaat zou uitoefenen.

VVSG, als vertegenwoordiger van gemeenten en steden, zou er alles moeten aan doen om deze kloof te dichten, maar mijn mening is dat dit in de praktijk te weinig gebeurt, zeker naar de gemiddelde Vlaamse gemeentebestuurder toe.
VVSG dreigt zo ‘te vervreemden’ van de niet-professionele gemeente- of stadsbestuurders, nog altijd veruit de grote meerderheid.
De vraag is hoelang nog als deze evolutie zich doorzet.
Dit betekent een nog groter democratisch deficit van het bestuursniveau waar de burger nochtans (nog) het meest vertrouwen in heeft.

In zijn bijdrage houdt directeur Mark Suykens een pleidooi om bij de bevoegdheidsverdeling in de schoot van de colleges van burgemeester en schepenen na de komende gemeenteraadsverkiezingen zoveel mogelijk integraal aan te pakken en homogeniteit na te streven in het verlengde van een aantal nieuwe
beleidsinstrumenten, zoals de beheers- en
beleidscyclus en het meerjarenplan voor de hele legislatuur.

Technisch en theoretisch en politiek kritisch van op de zijlijn volgend - wat ik probeer te blijven doen, ook al sta ik er middenin - kan ik hier inkomen.
Als gemeentemandataris, elke dag met mijn voeten in de praktijk staande, komt dit standpunt mij bijna wereldvreemd over.
Eén van de gebruiken in een democratie is dat er precies niet naar homogene bevoegdheidspakketten wordt gestreefd, omdat de verschillende politieke partijen proberen mekaar in evenwicht te houden en mekaar trachten te ‘controleren’.
Een ‘logische’ taakverdeling gedurende een bepaalde legislatuur wordt zelfs meestal opgevolgd door een ‘minder logische’ tijdens de volgende legislatuur, omdat de éne of andere partij hier teveel mee ‘gescoord heeft’.
Dit is nu éénmaal de politieke realiteit op alle bestuursniveaus en in alle democratieën.

De ervaring met beleidsdomeinen, die horizontaal zouden moeten georganiseerd worden om tot goede resultaten te leiden, zoals duurzaam beleid en integrale veiligheid, bevestigen dit.

Een technisch goed bestuursmodel is per definitie niet het meest democratische.
Ze zijn tot op zekere hoogte zelfs omgekeerd evenredig met elkaar.
De democratie moet voorop blijven staan, ook al kost dat dan misschien iets meer en is dat niet de meest efficiënte manier van besturen.

Voor mij is dit nog maar eens een bewijs dat wij onze democratie zo vanzelfsprekend vinden, ook naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van zondag 14 oktober 2012, dat we er niet meer echt bij stilstaan en niet meer bereid zijn om er grondig over te debatteren.

De democratie moet bij uitstek de afspiegeling zijn van de samenleving.
Elke democratische partij, die zichzelf respecteert, probeert de lijst nu zo samen te stellen.
Maken we een aantal kandidaten, maar vooral de kiezer, dan niets wijs als enkel technische bekwaamheid en efficiëntie het doorslaggevende criterium worden bij het aanduiden van uitvoerende mandaten?
Als we niet opletten, doet zich ‘morgen’ in gemeente- en stadsbesturen hetzelfde voor als nu al in de meeste parlementen dat er bepaalde bevolkingscategorieën nauwelijks of niet nog vertegenwoordigd zijn. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.”

Hieronder kan u de bijdrage van Mark Suykens lezen.  

‘Specialisatie én samenhang

De lokale besturen staan voor een belangrijke uitdaging. In 2013 moeten ze een meerjarenplan opmaken voor de hele gemeentelijke legislatuur. Door het ‘planlastdecreet’ kunnen ze de vele sectorale plannen (waaraan vaak ook subsidies hangen) nu integreren in een globaal plan. Gemeenten en OCMW’s moeten daarbij een evenwicht vinden tussen talrijke terechte sectorale bekommernissen en de samenhang tussen de aparte beleidssectoren.
Het lokale bestuur heeft nood aan specialisten: de complexiteit van veel maatschappelijke problemen vraagt om een doorgedreven vakkennis. Dezelfde complexiteit vereist echter steeds meer een multidisciplinaire aanpak: een werkwijze die boven de bestaande kokers en specialisaties brede oplossingen nastreeft. Hiervoor is meer samenhang tussen specialismen nodig, met voldoende generalisten die dit bewaken.
De voorbije twintig jaar ging de aandacht té eenzijdig naar sectorale specialisatie. De Vlaamse overheid heeft dit fenomeen via talloze (subsidie)decreten per beleidsdomein in de hand gewerkt, maar ook de lokale besturen hebben dit politiek en organisatorisch mee vorm gegeven. Schepenen met specifieke bevoegdheden, gekoppeld aan gespecialiseerde gemeentelijke diensten met  daarachter sectorale adviesraden, voelen zich soms meer verticaal verbonden met de Vlaamse ministers en departementen dan horizontaal met de eigen politieke collega’s in het college of de ambtelijke collega’s in het gemeentehuis.
Zo is de verkokering te ver doorgeschoten over de beleidsniveaus heen.
Een nieuw evenwicht is nodig. Bij de opmaak van het zesjarige beleidsplan moet in eerste instantie veel meer aandacht gaan naar de samenhang tussen de strategische (eventueel sectorale) doelstellingen. Nadien kan er jaarlijks op het operationele niveau nog voldoende ingezet worden op de sectorale aandachtspunten.
Een goed evenwicht tussen specialisatie en samenhang wordt niet alleen verwezenlijkt via het meerjarenplan. De concrete dagelijkse organisatie is even belangrijk. Misschien moeten we ook maar eens komaf maken met de gewoonte om de bevoegdheden in schepencolleges te verdelen op basis van traditionele beleidsdomeinen. Deze praktijk heeft geen wettelijke of decretale basis, zodat gemeenten het in alle vrijheid ook anders kunnen aanpakken. Juist op lokaal niveau kan de burger veel meer in zijn geheel (integraal) benaderd worden en kunnen probleemsituaties meer interdisciplinair aangepakt worden. De lokale potentie is er zeker, maar doen we dat ook? Kunnen we de verstarde bevoegdheidsverdeling verlaten en kiezen voor meer samenhang in het collegiale bestuur? Kunnen we wachten met de bevoegdheidsverdeling tot einde 2013 wanneer de grote gemeenschappelijke strategische doelstellingen gezamenlijk en collegiaal vastgesteld zijn? Kunnen we meer samenhangende bevoegdheidspakketten verdelen, bijvoorbeeld alle omgevingsvraagstukken aan één schepen, de hele vrijetijdssector aan één schepen, het hele sociale beleid aan de OCMW-voorzitter/schepen? Kunnen we jaarlijks de grote dossiers per schepen verdelen zodat ze verplicht worden om deze dossiers probleemgericht en integraal te behandelen in plaats van alleen vanuit één beleidssector? Kan de bevoegdheidsverdeling flexibel ingevuld worden, bijvoorbeeld naast wijk- of gebiedsgericht ook probleem- of dossiermatig? Heeft dit het grote voordeel dat burgers meer gericht betrokken kunnen worden bij een dossier, hun wijk of buurt?
We moeten soms verstarde constructies en modellen durven verlaten.
Gaan we in 2013 naar een collegiaal en samenhangend lokaal bestuur onder leiderschap van een inspirerende generalist als burgemeester?

Mark Suykens, directeur van VVSG’