‘Genummerd voor het leven’

‘Genummerd voor het leven’ ‘De laatste getuigen van de concentratiekampen in Europa (1940 -1945)’, in een coördinatie van de auteurs Patricia De Landtsheer, Marc Van Roosbroeck en Etienne Van den Bulcke, is een boek waarin de laatste overlevenden uit een aantal concentatiekampen, zoals Auschwitz-Birkenau, Treblinka, Fort Breendonk, Bergen-Belsen, …, hun verhaal vertellen.

Burgemeester - federaal volksvertegenwoordiger Ludwig Vandenhove heeft actief meegewerkt aan dit project, onder andere in de zin dat in het vak ‘politieke en sociaal economische actualiteit’ aan het Koninklijk Atheneum (KA) zijn leerlingen van het 5e en 6e jaar vorig jaar geluisterd hebben naar laatste getuige baron Paul Halter en hun verslag nu in dit boek staat. Ook is de slotmanifestatie van heel dit project doorgegaan op vrijdag 8 mei 2009 in de academiezaal van Sint-Truiden met financiële en logistieke steun vanwege de stad.

 

“Prachtig initiatief: ik hoop dat het boek veel gelezen wordt, vooral door de jeugd.”, zegt Ludwig Vandenhove.

 

 

 

 

 

Hieronder vindt u de integrale weergave van het gesprek van de leerlingen van het KA met baron Paul Halter. 

 

 

Mijn ouders kwamen in 1921 vanuit Genève naar België. We woonden in Brussel, in een populaire en levendige buurt. Mijn vader had er als horlogemaker een winkeltje, een atelier. Wij woonden boven de winkel. Ik had een onbezorgd leven. Ik was een jongeman zoals alle anderen. Ik ging naar school in het atheneum van Schaarbeek, en daarna ging ik studeren, want ik wilde advocaat worden.

 

 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging ik in het verzet. Je wist dan dat de kans bestond dat je verklikt, opgepakt of aangehouden werd. Ik vond echter dat wij jongeren vanaf bet eerste uur bij het uitbreken van de oorlog moesten reageren en terugvechten. Ik was twintig jaar in mei 1940. Sinds mijn jeugd was ik actief in politieke jeugdbewegingen, o.a. bij de Rode Valken. Tijdens de oorlog hielden we clandestiene bijeenkomsten en zo kwam ik in contact met het verzet. Vanaf de eerste maanden van de bezetting - ik was student aan de ULB - kwam ik in contact met de zogenaamde Groep G, die aan sabotage deed. Toen de universiteit besloot om haar deuren te sluiten, omdat de bezetter onaanvaardbare controles wilde opleggen, heb ik me onmiddellijk bij het gewapend verzet aangesloten en werd ik korpschef.

 

 

De Gestapo hield me aan op 16 juni 1943. Op dat ogenblik was ik op missie. In de voormiddag waren er een aantal afspraken met contactpersonen geweest. Ik zat op tram 74 compromitterende papieren bij me. Zodra ik plaats had genomen, voelde ik dat iemand me op indringende manier in de gaten hield. Mijn instinct zei me dat het een politieagent in burger was, van de Geheimfeldpolizei. Hij bleef me aanstaren, ik werd er ongemakkelijk van. Ik vermoedde dat er iets ging gebeuren, dus besloot ik bij de volgende halte af te stappen. De Duitser volgde me en riep: 'Halt!' Ik zette het op een lopen, vluchtte weg, maar mijn nieuwe schoenen knelden zo erg dat ik bijna niet vooruit raakt.Opeens stonden er twee Belgische agenten voor me. Ik liep naar rechts, de Duitser volgde nog steeds. Ik kon nog net op een tram springen, maar de conducteur, die vermoedde dat er iets aan de hand was, stopte de tram en ik werd gevat.

 

 

Ik werd onmiddellijk na mijn arrestatie naar het politiebureau gebracht. Ik werd geboeid en vastgemaakt aan een tafel. In mijn zak had ik een leitje zitten waar ik aantekeningen op maakte. Gelukkig slaagde ik erin die te wissen nog voor ik gefouilleerd werd. De rantsoenbonnen, valse identiteitskaarten en het geld - de soldij van de partizanen die ik op zak had - vonden ze wel. En dan volgde een lange, onophoudelijke ondervraging. Ik herhaalde steeds opnieuw hetzelfde: ik heet Pierre Dumortier, ik ben Jood en verkoop valse papieren en valse voedingsbonnen, daarom heb ik zo veel geld op zak. Ze geloofden me niet en bleven dezelfde vragen stellen, ik werd geslagen, gestampt, maar ik bleef bij mijn verhaal. Uiteindelijk gaven de ondervragers het op en besloten ze me naar de gevangenis van Sint-Gillis te brengen. Ook daar werd ik weer herhaaldelijk ondervraagd. Door een administratieve fout kwam ik niet in eenzame opsluiting terecht, maar stopten ze me in een cel waar vier ter dood veroordeelden op hun terechtstelling wachtten. Aan die ontmoeting heb ik wellicht mijn leven te danken, want zij vertelden me hoe ik moest antwoorden tijdens de ondervragingen: vooral steeds hetzelfde zeggen, nooit afwijken van je verhaal, altijd dezelfde versie herhalen en zo precies mogelijk onthouden wat je gezegd hebt. Enkele dagen later werd ik vrijgelaten, maar ik was nog maar net buiten of ik werd alweer gearresteerd en naar de Dossinkazerne in Mechelen gebracht. De ondervragingen begonnen opnieuw. Tot ik samen met vele anderen op transport naar Auschwitz werd gezet. We gingen met trein Z, met zo'n tachtig of honderd man in één wagon. Bijna vier dagen waren we onderweg. Later werd ik in quarantaine geplaatst in Birkenau en daarna overgebracht naar Fürstengrube waar ik tot januari 1945 in de mijn werkte.

 

 

Het nummer 151610 werd op mijn arm getatoeëerd. Ik zal het nooit vergeten, maar dat wil ik ook niet omdat het een deel van mezelf is, het bewijs dat ik iets vreselijks heb overleefd.

 

 

Ik werkte in de mijn. Het lijkt misschien bizar, maar dat heb ik te danken aan mijn tijd in het atheneum van Schaarbeek. Toen we in het werkkamp Fürstengrube aankwamen, vroeg men of er mijnwerkers onder ons waren. In een flits herinnerde ik me mijn lessen aardrijkskunde: in Polen heerst een continentaal klimaat, ijskoud in de winter, heel warm in de zomer. Als Belg wist ik dat er in de mijn een constante temperatuur heerst. Zonder aarzelen stak ik mijn hand op. Blijkbaar maakte ik een overtuigende indruk, want de Duitsers noteerden mijn nummer en ik werd aangesteld in de mijn. Ik kwam in de nachtploeg terecht. De mijn lag op een vijftal kilometer van het kamp. Iedere avond gingen we er te voet naartoe, een uur ver. Na acht uur werken moesten we natuurlijk ook te voet terug naar het kamp. Ons dagelijks rantsoen bestond uit een homp brood met een klein beetje margarine en een zwartachtige vloeistof.

 

 

 

 

 

Op een bepaald ogenblik kreeg ik longontsteking. Ik werd naar het hospitaal gebracht. Ik had heel hoge koorts en er waren bijna geen medicijnen voorhanden. Dankzij de dokter, die zelf een gevangene was, werd ik niet opnieuw naar de gaskamers in Auschwitz gestuurd. En ik genas.

 

 

De dag dat ik hoorde dat mijn ouders in Auschwitz vergast waren, was de verschrikkelijkste dag uit mijn leven. Ik was pas aangekomen en een oudere gevangene, een Belg, vertelde me zonder omwegen dat hij mijn ouders gekend had, dat ze meteen na hun aankomst naar de gaskamer waren gebracht. Dat ogenblik zal ik nooit vergeten, want ik voelde me verantwoordelijk voor hun dood. Ik was het die erop aangedrongen had dat mijn ouders naar Zwitserland zouden vluchten. Ik had ervoor gezorgd dat ze valse papieren kregen, maar ze werden opgepakt. 

 

 

Vele mensen wisten wel wat er gebeurde, maar ze probeerden het te vergeten. Dat is wat ik niet kon begrijpen: dat mensen zo kunnen berusten in hun lot, dat ze niet vechten. Voor mij was dat geen optie, ik heb altijd geprobeerd me te verzetten, op welke manier dan ook. Het idee dat ik zou ontsnappen heeft me in leven gehouden, dat was die hele tijd mijn drijfveer. Bij onze aankomst werd ons trouwens al gezegd dat de schoorsteen de enige manier was om te ontsnappen, maar sommigen begrepen dat niet, of wilden het niet begrijpen.

 

Om Auschwitz te bouwen werden mensen ontzet uit hun huizen. Vroegen ze zich dan niet af waarom en hadden ze dan de transporrrreinen niet opgemerkt? Het zijn vragen die gesteld worden en waarop we meerdere keren hebben getracht een passend antwoord te geven

 

 

Natuurlijk wisten de Polen best wel wat er gebeurde. Velen van hen werkten trouwens ook in de mijn als Meister. Zo werkte ik met een zekere ]essica, die alleen Pools sprak. Ik sprak Frans en een beetje Duits, maar we begrepen elkaar. Elke nacht mochten we eventjes pauzeren na vier uur werken. Dan haalde hij een grote boterham uit zijn knapzak, waarvan hij me de helft gaf. Hij wist niet dat hij zo mijn leven redde. Veel hoorden we niet van de buitenwereld, maar er waren wel altijd middelen om iets te weten te komen. Zo zaten de boterhammen van mijn Poolse kompaan in een Duitse krant verpakt. Iedere nacht pakte ik die krant en stopte ze onder mijn vest als bescherming tegen de kou. Maar zo kon ik ook het nieuws volgen en voortvertellen in het kamp. Op die manier kwamen we te weten dat de Duitsers zich aan het terugtrekken waren en dat de Russen naderden.

 

 

Toen de Russen naderden hebben de Duitsers de kampen geëvacueerd. Auschwitz werd volledig ontruimd. De SS blies de gaskamers op om zo weinig mogelijk bewijzen achter te laten. Dat was in januari 1945, tijdens een strenge winter. De gevangenen werden in de zogenaamde dodenmarsen weggeleid, de zieken werden achtergelaten om te sterven. Ik wist instinctief dat de lange voettochten het einde zouden betekenen, en ik liet me ziek verklaren. We bleven achter met enkele bewakers. Na een paar dagen doken er weer SS'ers op die ons zouden ombrengen. Toen ben ik gevlucht. Ik slaagde erin de Russische troepen te bereiken en dan door te gaan naar Krakau, dat net bevrijd was, en vervolgens naar Lublin, waar ik naar het Rode Kruis ging. Uiteindelijk werd ik gerepatrieerd naar Frankrijk en wat later nam ik vanuit Parijs de trein naar Brussel, naar huis. Ik was 22 jaar oud, een jongeman in de fleur van zijn leven.

 

 

Aan de jeugd van vandaag zou ik nog dit willen zeggen: Als er één les te leren valt uit deze gebeurtenissen, dan is het wel dat je moet durven nadenken, jezelf durven zijn, vechten tegen dogma's en vooroordelen en je kritisch opstellen. Daarom is het belangrijk te leren, te studeren, maar steeds met een kritische ingesteldheid, met de reflex na te denken over wat je leert.

 

 

Het boek is uitgegeven door het Davidsfonds te Leuven. 
Zie de website www.davidsfonds.be voor meer info.

 

 

Zie onder andere ook de tekst ‘Publicatie ’40-’45 Sint-Truidense getuigen is er!’ op deze website.