Afghanistan zien ... en dan!?

In mijn functie als voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en als lid van de commissie belast met de opvolging van de buitenlandse zendingen heb ik van maandag 29 september 2008 tot en met woensdag 1 oktober 2008 een bezoek gebracht aan de Belgische militairen in Afghanistan, én in Kaboul, én in Kandahar.

In deze bijdrage vindt u mijn bevindingen, mijn visie terzake, maar vooral ook een beetje een reisverslag, voor zover je uiteraard van een ‘reis’ kan spreken.

Ik ben met een heel klein hartje vertrokken en heb zelfs lang getwijfeld of ik hoe dan ook zou meereizen. Mijn immer consequente houding (die mij in andere situaties nochtans al vaak zuur opgebroken is!) heeft mij echter overtuigd. Je kan immers geen voorzitter zijn van de commissie voor de Landsverdediging en dan niet durven Belgische militairen te gaan bezoeken op buitenlandse missies omwille van eventuele veiligheidsrisico’s, los van het feit of je nu geheel of gedeeltelijk politiek voor of tegen deze operatie bent.
Dus ofwel ging ik mee, ofwel nam ik ontslag als voorzitter!

Het is het eerste geworden en achteraf gezien ben ik daar blij om.
Waarom?
Ten eerste omdat zo'n, weliswaar korte missie u toelaat de sfeer lokaal ‘op te snuiven’ en te praten met een aantal Belgische militairen over hun functioneren en hun positie ter plaatse, maar ook over hoe zij het huidige beleid van de Belgische regering tegenover Afghanistan inschatten.
Ten tweede om ter plaatse te kunnen aanvoelen en bekijken of mijn visie, die ik had over Afghanistan, strookt(e) met de realiteit. En wat dit laatste betreft, kan ik zonder op de conclusies van dit artikel te willen vooruitlopen, toch al duidelijk zijn: ik heb ter plaatse de bevestiging gekregen dat we dit conflict in Afghanistan zeker NIET (enkel) militair kunnen oplossen!

In nauwelijks twee dagen tijd hebben we om en bij de 14.000 kilometer/> gevlogen: echt gekkenwerk, maar het kon nu eenmaal niet anders.
Opgestegen op maandag 29 september 2008 om 24.00 uur in Melsbroek en geland in Melsbroek op donderdag 2 oktober 2008 om 01.15 uur.
Tel daar nog het uurverschil bij van 2,5 à 3 uur en u zal begrijpen dat dit een enorm vermoeiende reis is geweest, die enkele dagen in mijn kleren is blijven zitten, temeer omdat ik in een vliegtuig helemaal niet kan slapen.

Het was vooral de vlucht met de C130, die mij angst inboezemde en achteraf bekeken terecht.
De C130 is in feite een vrachtvliegtuig, oud en oncomfortabel en maakt veel lawaai, zodat je oordopjes moet dragen en bijgevolg helemaal niet kan praten met je medepassagiers.
Het toestel maakt sterke bewegingen en eens het zich boven het grondgebied van Afghanistan bevond, stonden 2 militairen paraat die, met het geweer in de hand, extra naar buiten keken om te checken of ons vliegtuig eventueel niet beschoten zou worden.
Bovendien moest iedere passagier een kogelvrij vest (dat zwaar weegt!) en een helm dragen.
En ik moet eerlijk zijn: tijdens de eerste vlucht van Dushanbe in Tajikistan naar Kaboul heb ik echt angst gehad.
De volgende twee vluchten van Kaboul naar Kandahar en van Kandahar naar Dushanbe gingen al beter, ook al omdat ik lectuur had meegenomen, hetgeen ik de eerste keer niet gedaan had, omdat het moeilijk lezen is in een C130 en iedereen mij dat afgeraden had.
Tijdens deze laatste twee vluchten heb ik vlot ‘Godverdomse dagen op een godsverdomse bol’ uitgelezen, het allernieuwste boek van Dimitri Verhulst.
Achteraf bekeken, is alles nog meegevallen, ook al omdat ik mij vooral troostte met de gedachte dat militairen bij buitenlandse missies veel langer in zo'n C130 moeten zitten!

In Kaboul hebben we intensief de luchthaven bezocht, die daar bewaakt wordt door om en bij de 1.200 militairen van verschillende nationaliteiten, waaronder een 400-tal Belgen.
De uitgebreide briefing werd gedaan door kolonel René Demortier, die aan zijn laatste dag bezig was in Kaboul, vermits de leiding van het vliegveld op woensdag 1 oktober 2008 overgedragen werd aan de Hongaren. Wij hebben trouwens de gelegenheid gehad om die bevelsoverdracht mee te maken en er was, wat mij betreft, geen verschil met de talrijke bevelsoverdrachten, die ik als burgemeester meemaak op de militaire basissen van Beauvechain en/of Saffraanberg.

Zowel uit de uitleg van kolonel René Demortier, als uit de gesprekken, die ik daar gehad heb met een aantal militairen, blijkt dat de situatie daar volgens hen veilig is, ook al is dat zeer relatief.
Mijn indruk was/is, en die werd gedeeld door de aanwezige militairen en collega-parlementsleden, dat in zo'n kamp - in feite een dorp - heel snel een vals veiligheidsgevoel ontstaat.
Ik geef enkele voorbeelden om dat te bevestigen:
-          “Het is goed dat hier af en toe eens een granaatinslag gebeurt om ons 'wakker te houden'.", zei een militair, die nochtans de buitenkant van het vliegveld in Kaboul moest bewaken, in feite de onveiligste opdracht;
-          hoewel ons onmiddellijk gezegd werd om nooit alleen op het vliegveld rond te lopen, was dat na enkele uren al het geval met bepaalde collega-parlementsleden, bijvoorbeeld om 'eens gaan te kijken' naar de verschillende schuilplaatsen en/of als we gingen slapen na een bezoek aan de Belgische kantine (elk land heeft daar een eigen soort van geïmproviseerde kantine, waar de militairen ook bij mekaar op bezoek gaan).

Twee zaken zijn mij in Kaboul erg opgevallen voor wat het toekomstig beleid ten aanzien van Afghanistan betreft.
Enerzijds bewaken de militairen de luchthaven van Kaboul, zodat vliegtuigen er veilig en wel kunnen landen en opstijgen, maar controles op de inhoud van het transport of paspoortcontroles vallen buiten hun bevoegdheid en gebeuren door de Afghanen zelf.
Wie zegt dat wij onze militairen niet inzetten voor een veilige luchthaven, zodanig dat Afghanistan - meer bepaald de Taliban - zijn drugs en andere zaken (zoals wapens?) veilig en wel naar het buitenland kan brengen en het land kan binnenbrengen?
Het zou mijn inziens beter zijn dat alle controles samen zouden gebeuren door Afghanen en buitenlandse troepen.
Het zou de zogeheten ‘Afghanisering’ alleen maar kunnen versnellen. Nu gebeurt dit bijvoorbeeld enkel voor de brandweer op de luchthaven, waarbij Afghanen ingeschakeld worden en waarvoor ze opgeleid worden.
Maar wat gebeurt er in 2011 als de luchthaven in principe opnieuw overgedragen wordt aan de Afghanen zelf? Ook kolonel René Demortier stelde zich die vraag luidop.
Waarom bijvoorbeeld geen politie opleiden om de veiligheid in Kaboul, buiten de luchthaven, te waarborgen?
Anderzijds zit het grootste gedeelte van de aanwezige militairen gedurende de periode van hun opdracht in Kaboul (hetzelfde geldt in Kandahar) in het kamp en hebben zij geen enkel contact met de inlandse bevolking, tenzij dan met die enkelingen, die in het kamp bepaalde werkzaamheden verrichten.
Die laatste groep, die trouwens streng gecontroleerd wordt (gescand en zelfs meer zoals op een luchthaven als wij 'echt' op reis gaan!) bij het binnen- en buitengaan van de basis, blijkt weinig of geen problemen te hebben met hun landgenoten, zeker niet in Kaboul, blijkbaar wel iets meer in Kandahar.
Is dit omdat zij geld binnenbrengen voor de lokale economie of gedoogt de Taliban dit om andere, politieke redenen?
In het kamp van Kaboul zijn er bijvoorbeeld een aantal winkels, waar je alle producten, maar ook een aantal typische Afghaanse souvenirs kan kopen.

En dan de nacht doorbrengen in Kaboul!
Het is er vroeg donker (rond 18.00 uur à 18.30 uur plaatselijke tijd) en de temperatuur valt terug van 30 à 40 graden overdag tot 20 graden 's nachts.
Het slapen gebeurt in stapelbedden, die zich bevinden in een container.
Tel daar het uurverschil bij en het feit dat er 's nachts beweging blijft op het vliegveld van Kaboul - en dat we op voorhand gewaarschuwd waren dat er 's nachts eventueel alarm zou geblazen worden - en dan zal je begrijpen dat ik daar weinig of niet geslapen heb.
Vermits ik ook nauwelijks of niet in een vliegtuig kan slapen, heb ik in feite drie slapeloze nachten gehad!
's Morgens moesten we ons wassen in een andere container, tussen de militairen van verschillende nationaliteiten.

Als je dit als parlementslid één dag meemaakt, valt dit nog mee, maar als je dit gemiddeld vier maanden moet doorstaan zoals onze Belgische militairen, is dit al een heel andere zaak.
Ter plaatse heb ik dan ook nog meer respect gekregen voor onze militairen, die gemiddeld vier maanden in zulke omstandigheden, ver van huis en ver van hun familie en vrienden, in toch in zekere mate een gevaarlijke situatie, moeten doorbrengen.
Zo leer je als politicus, die probeert in alle omstandigheden tussen de burger te zijn, ook wat een militair in buitenlandse operaties meemaakt.
En ik weet dat er ongetwijfeld buitenlandse operaties zijn waar de omstandigheden (nog) minder goed zijn, maar dat neemt niet weg dat deze ervaring mij veel geleerd heeft.



En het eten dan?
Het eten was lekker en werd zowel in Kaboul, als in Kandahar geleverd door eenzelfde Amerikaanse cateringfirma.
Ik heb mij ter plaatse laten vertellen dat deze Amerikaanse firma in alle oorlogsgebieden het voedsel levert voor de er aanwezige actieve militairen.
Dit is voor mij nog maar eens het bewijs dat oorlog (vaak) economie is en geld verdienen betekent, niet in het minst voor de Verenigde Staten.

Na de officiële bevelsoverdracht in Kaboul van België aan Hongarije, zoals eerder reeds beschreven, zijn we (opnieuw) per C130 naar Kandahar vertrokken.

Kandahar zag er heel anders uit dan Kaboul.
Het was er snikheet, had het uitzicht van een woestijn, met nog meer heuvels op de achtergrond dan in Kaboul, Pakistan lag in zicht, enz.
Zou Bin Laden zich hier echt schuilhouden?
In Kaboul zagen we het vliegveld, terwijl Kandahar in feite 'een kamp in opbouw' is, waar enerzijds al heel wat investeringen gebeurd zijn, maar die anderzijds ook nog volop bezig zijn.
Ik heb (had) de indruk dat vooral de Verenigde Staten daar echt van plan zijn om nog lang te blijven.

Is de situatie gevaarlijker in Kandahar dan in Kaboul?
Ik ga ervan uit van wel, iedereen zegt het ook, alle installaties wijzen erop en wij moesten constant onze kogelvrije vest en onze helm dragen.
En toch, als je praat met bepaalde militairen ter plaatse, zeggen die dat het daar niet zo gevaarlijk is of zelfs en ik citeer "Het is gevaarlijker overreden te worden als je de Wetstraat in Brussel oversteekt dan hier".
Dan stel ik mij echt de vraag wat wij daar doen en waarom de internationale gemeenschap en België daar zoveel geld en mensen in investeren.
Zeker in Kandahar, nog meer dan ik Kaboul, hebben de militairen geen contact met de Afghaanse bevolking.
Frappant is ook dat de benzine, kerosine, enz. in Kandahar aangebracht wordt vanuit Pakistan, zogezegd doorheen het gebied waar de Taliban het sterkst staat.
Begrijpen wie kan!

Opmerkelijk in dit verband is eveneens dat al onze militaire gesprekspartners het bijna permanent hadden over de bijna amateuristische aanpak van de Taliban (verouderde Chinese of Russische wapens; bommen/granaten, die op een hoop stenen gestapeld worden, waardoor ze vaak zelf gekwetst of gedood worden en die meestal hun doel niet treffen).
Zijn we in Afghanistan echt niet met een olifant op een mug aan het schieten?
Ik vraag het mij echt af.

Dit bezoek kaderde in de commissie belast met de opvolging van de buitenlandse zendingen en heeft nog maar eens aangetoond hoe ernstig deze regering in het algemeen en minister van Defensie Pieter De Crem in het bijzonder het parlement en de wetgevende macht neemt (het is ooit anders geweest toen hij tijdens de vorige legislatuur fractieleider in de oppositie was!).
Als parlementsleden zijn wij gehouden aan de zwijgplicht omtrent hetgeen we horen in die commissie en dan moet je precies tijdens een missie in Afghanistan - in het kader van die commissie - van een journalist vernemen dat een militair (de zogeheten 'red card holder') bekendmaakt welke opdrachten de Belgische F16’s reeds uitgevoerd hebben.
Echte democratie!?
Hetzelfde, zij het in mindere mate, geldt voor minister Charles Michel, die daar bekendmaakte om het budget voor ontwikkelingshulp op te trekken met 20%, dus van 30 miljoen euro naar 36 miljoen euro voor de periode 2009 - 2011, een wat mij betreft trouwens te kleine stap voorwaarts!    

Elk land heeft in het kamp in Kaboul ook eigen politiemensen bij. Zo heb ik er twee leden van de federale politie ontmoet.
Zij worden ingeschakeld als er problemen zijn tussen militairen van Belgische nationaliteit en/of tussen een buitenlandse militair en een Belg.

Voor mezelf trek ik drie conclusies uit dit 'blitzbezoek' aan Afghanistan.
Ten eerste ben ik blij, ondanks mijn angst vooraf, dat ik deze missie letterlijk en figuurlijk 'meegemaakt heb', 'aan den lijve ondervonden heb'.
Ten tweede is mijn respect nog gestegen voor de militairen, die ingezet worden in buitenlandse missies.
Ik gun de militairen hun 'gevarenpremie' meer dan ooit. Van mij mag die premie zelfs een stuk hoger zijn. Ik zal dit trouwens, na deze reis, nog met meer vuur verdedigen dan voorheen tegenover burgers, die beweren "uiteindelijk hebben die militairen hiervoor gekozen".
Ten derde ben ik nu echt overtuigd dat het probleem Afghanistan niet alleen en misschien zelfs vooral niet met militaire middelen zal kunnen opgelost worden. Integendeel zelfs, wat mij betreft, moet de militaire inzet systematisch afgebouwd worden ten voordele van burgerlijke, maatschappelijke en politieke inspanningen, meer ontwikkelingshulp en vooral met meer contact en betrokkenheid met de plaatselijke bevolking.
En ik besef zeker dat dit laatste moeilijk is, in een land met veel problemen (lage levensverwachting, lage scholingsgraad, moeilijke geografische en klimatologische omstandigheden, de aanwezigheid van stammen die geen politieke leiding aanvaarden, etc.), maar een militaire oplossing is in mijn ogen nog moeilijker.
Op deze manier bezig blijven in Afghanistan, zou wel eens kunnen eindigen zoals de Vietnamoorlog, zoals ook de Sovjet-Unie in de jaren '80 ervaren heeft.

Ik wil deze bijdrage afsluiten met een heel persoonlijke beschouwing.
Vermits mijn moeder 80 jaar is en ik zeker wist dat ze zich zorgen zou maken als ze wist dat ik naar Afghanistan zou gaan, hadden mijn familie en ik haar gezegd dat ik naar Turkije moest in het kader van mijn functie als voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Ze heeft dan toch via de media vernomen dat ik in Afghanistan was.
Met deze ervaring kan ik mij levendig voorstellen wat (oude) moeders en andere familieleden meemaken als hun (klein)kinderen, echtgeno(o)t(en) of andere aanverwanten moeten deelnemen aan een buitenlandse missie.
Dezelfde gedachte kwam bij mij op toen ik de familieleden (zelfs eenzame moeders met kleine kinderen!) 'hun' soldaten - die samen met ons terugkeerden na vier maanden Afghanistan - zag opwachten in Melsbroek.

Ludwig Vandenhove
/>federaal volksvertegenwoordiger
voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging
burgemeester stad Sint-Truiden