De aanbevelingen van het Comité P onder de loep

Onder deze titel verscheen een artikel in het tijdschrift ‘Politiejournaal’ (Uitgeverij Politeia, nummer 5, mei 2010) van de hand van burgemeester - federaal volksvertegenwoordiger Ludwig Vandenhove.

 

 

Hieronder vindt u de integrale versie van het artikel.

 

 

Het Comité P moet au sérieux genomen worden!

 

 

Het parlement moet consequent zijn: als het (controle)organen opricht en financiert, moet het van hun werk ook gebruik maken(1). En dat gebeurt vandaag veel te weinig.
Dit geldt naar mijn mening voor het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten, kortweg het Comité P, en voor het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, kortweg het Comité I.
Ik kan er als bevoorrechte getuige over meespreken.
Als federaal volksvertegenwoordiger maak ik (opnieuw) deel uit van de Parlementaire Begeleidingscommissie van het Comité P; in mijn vorige periode als senator (tussen 2003 en 2007) was ik lid van de Vaste Commissie belast met de Begeleiding van het Vast Comité I (2).

 

 

Jaarverslagen Comité P
Ik heb de aanbevelingen in de jongste jaarverslagen van het Comité P eens op een rijtje gezet en kom tot een aantal opvallende vaststellingen (3).
Enerzijds komen heel wat conclusies en suggesties jaarlijks terug zonder dat er politiek gevolg aan gegeven wordt. Anderzijds bevatten de jaarverslagen heel wat nuttige informatie voor wie - zoals ik - met veiligheid en politie bezig is.
Het Comité P zou er mijn inziens goed aan doen om zelf zo een overzicht te maken en dit systematisch te actualiseren om de politieke wereld er klaar en duidelijk op te wijzen welke suggesties al dan niet al een gevolg gekregen hebben.
Tijdens de vergadering van de Parlementaire Begeleidingscommissie van het Comité P van vrijdag 19 maart 2010 is deze vaststelling uitgebreid aan bod gekomen.
De bedoeling is dat het Comité P nog voor het komende groot verlof (voor het eerst) zo een document zal samenstellen.
Om maximaal de interesse op te wekken bij de politiek, maar ook in het veiligheids- en politielandschap, moet er voldoende aandacht geschonken worden aan de vorm waarin deze presentatie gebeurt. Dit zou bijvoorbeeld alfabetisch, per thema en/of per politiezone (waar bepaalde onderzoeken zijn gebeurd) kunnen gebeuren.
Het recente parlementaire debat (of wat daar is moeten voor doorgaan) rond het veiligheidsprobleem in Brussel had zeker baat gehad met een overzicht van alle onderzoeken, die het Comité P in het recente verleden in de diverse Brusselse politiezones heeft gedaan.

 

 

Parlementaire en politieke aandacht
Het jaarverslag van het Comité P wordt nu enkel besproken in de Parlementaire Begeleidingscommissie van het Comité P. Mijn voorstel is om dit ook steeds te doen in de commissie Binnenlandse Zaken van de Kamer van Volksvertegenwoordigers in aanwezigheid van de minister. Zo kan er onmiddellijk inhoudelijk bekeken worden op welke aanbevelingen al dan niet ingegaan wordt en hoe dit technisch het best gebeurt (bijvoorbeeld via ministeriële omzendbrieven, koninklijke besluiten (KB’s) en/of via één of meerdere wetsontwerpen en/of -voorstellen).

 

 

Gezien de mogelijke raakvlakken met andere domeinen - ik denk dan inzonderheid aan justitiële onderwerpen - zou dit eventueel ook kunnen gebeuren in de commissie Justitie, of in een gezamenlijke vergadering van de commissies Binnenlandse Zaken en Justitie.

 

 

Aanbevelingen/Thema’s worden steeds weer actueel
Binnen het bestek van deze bijdrage is het niet mogelijk om uitgebreid in te gaan op alle aanbevelingen, die de laatste jaren door het Comité P zijn gedaan en waar de politieke wereld al dan niet een afdoend antwoord op gegeven heeft.
Ik sta daarom slechts kort stil bij een aantal onderwerpen waarover het Comité P rapporteert.

 

 

- De onthaalfunctie
Het onthaal is, samen met de wijkfunctie, de hoeksteen van de politiewerking en is inzonderheid het instrument dat een draagvlak bij de bevolking voor politie moet creëren. Toch bestaat er geen profiel voor een onthaalmedewerker, zoals het Comité P voorstelt. Ook de suggestie om in grote zones mobiele commissariaten in te voeren, is slechts in enkele zones gerealiseerd en is zeker geen algemeen gegeven. De aanbeveling om aanduidingen of instrumenten op te stellen om de kwaliteit van het onthaal regelmatig te meten, is eveneens zeker nog niet globaal gerealiseerd.
Naar mijn mening zou daartoe een onderzoeksopdracht aan de Algemene Inspectie van de Federale Politie en van de Lokale Politie - Inspection Générale de la Police Fédérale et de la Police Locale (AIG) gegeven kunnen (moeten) worden.
Op federaal niveau heeft de minister van Binnenlandse Zaken geen enkel zicht op de kwaliteit van het onthaal in onze politiecommissariaten en/of -posten.
Alleszins dient nauwlettend toegekeken te worden op minimale basisvereisten voor een klantgericht en -vriendelijk onthaalbeleid en een beleefde en correcte omgang met de burger.
Klachten en aangiften moeten ernstig genomen worden en professioneel verwerkt worden. En, vooral, die kwaliteit moet gemeten worden. 

 

 

- De slachtofferbejegening
Inzake slachtofferbejegening worden veelal de minimumnormen gehaald. Ook worden de nodige samenwerkingsakkoorden gesloten tussen politiezones en/of met gespecialiseerde instellingen uit de sociale sector.
Deze inspanningen moeten verder gestimuleerd worden.
De begrenzing van de tussenkomst van de politieofficier belast met de bijstand aan slachtoffers (tot waar gaat haar/zijn rol als slachtofferbejegenaar?) en haar/zijn relatie met de collega’s en de gerechtelijke overheden moet voortdurend benadrukt worden.
Er heerst nogal wat verwarring waar slachtofferbejegening eindigt en hulpverlening begint, niet in het minst bij de basispolitie-inspecteur (4).

 

 

- De databanken, die in heel wat politiezones nog afzonderlijk bestaan
Binnen verschillende eenheden bestaan nog steeds ad hoc databanken, onder meer wat betreft bewakingscamera’s, drugs,  interne controle, jeugdcriminaliteit, prostitutie, … waarvan niet geweten is of deze gegevens al dan niet doorgegeven zijn aan de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) of, zoals wettelijk verplicht, aangemeld zijn aan het politioneel controleorgaan (5).
Ter zake bestaat geen enkele duidelijke richtlijn en niemand heeft enig idee over hun aantal, de inhoud en de waarde ervan. Ook een controle erop gebeurt niet systematisch en nog minder wordt er tegen opgetreden.
Deze blijvende vaststellingen verontrusten mij ten zeerste.
Niet alleen stelt zich hier een privacyprobleem, maar heerst er hieromtrent manifeste onwettelijkheid.

 

- De Arrondissementele Informatiekruispunten (AIK’s)
Daarnaast stelt zich de aanslepende problematiek van de Arrondissementele Informatiekruispunten (AIK), die beschouwd worden als de achilleshiel van de politiehervorming en -werking.
Er is nood aan monitoring van de kwaliteit en de doeltreffendheid ervan. De AIK’s moeten immers niet alleen inlichtingen verzamelen en centraliseren, maar ook deskundig de informatie beheren en verrijken ten behoeve van de politiediensten en de gerechtelijke overheden.
Binnen de federale politie ontbreekt nog steeds een opvolging of zelfs maar gestructureerde ondersteuning van de AIK’s en ook de bijdrage van de lokale politie blijft, 10 jaar na de oprichting, in bepaalde omstandigheden onvoldoende of problematisch.

 

- De interne controle bij de politiediensten
Absoluut onaanvaardbaar is het wederrechtelijk (en bijgevolg strafbaar) raadplegen van gegevens door de politiemensen, waarrond inmiddels weliswaar een groter bewustzijn ontwikkeld is.
Dit is slechts één element in de noodzaak tot meer interne controle, zoals het Comité P meermaals over de jaren heen heeft aanbevolen. Zo is er onder meer de actualisering van de omzendbrief intern toezicht bij de politie (destijds omzendbrief POL 48 (6)), die steeds aangekondigd wordt door de opeenvolgende ministers van Binnenlandse Zaken (sedert minister Antoine Duquesne en laatst nog door minister Annemie Turtelboom bij de begroting 2010) maar tot op heden nog steeds niet is doorgevoerd (7).
Interne controle moet een managementinstrument worden, waarbij klachten over het functioneren van korpsleden zowel naar inhoud, als naar vorm ernstig worden genomen. Daarom vraagt het Comité P een aangepaste richtlijn voor wat betreft de interne controle en de behandeling van klachten (de actuele circulaire dateert van 1994 en is compleet verouderd). Daarenboven moet de interne controle veel meer gericht zijn op de controle, de evaluatie en het al dan niet bijsturen van het politioneel optreden, eerder dan op de pure bestraffing van de onderliggende feiten.

 

 

- Het tuchtrecht
Ondanks de jarenlange klaagzang van het Comité P, alsook van de politiechefs en van de burgemeesters en/of de politiecolleges en/of -raden, dat de tuchtwet compleet mank loopt, gebeurt daaraan niets.
Minister Annemie Turtelboom doet momenteel een (nieuwe) poging. Een laatste (en al zo dikwijls herhaalde) aanbeveling is de vraag om gerechtelijke en/ of tuchtrechtelijke procedures, waarbij politieambtenaren betrokken zijn, bij voorrang en zo snel mogelijk af te handelen. 

 

 

- De kwaliteit van de opgestelde processen-verbaal (pv’s)
Eenzelfde systeem voor de geïntegreerde politie om pv’s en/ of andere administratieve akten op te stellen, blijft nog steeds achterwege.
De lokale politie werkt met het Informatie Systeem Lokale Politie (ISLP) en de federale politie met het Federaal Informatie Systeem (FEEDIS), terwijl de leerlingen in de scholen enkel het ISLP -systeem aangeleerd krijgen met alle gevolgen van dien bij mobiliteit naar de federale politie waar de inspecteur nog moet leren werken met de voorhanden zijnde informatica.

Inzake ordehandhaving blijft het Comité P hameren op de (gebrekkige) kwaliteit van de pv’s.
Pv’s, die een duidelijk en volledig beeld schetsen, zijn een absolute noodzaak in de strijd tegen criminele feiten.

 

 

- De onvoldoende omkadering en controle van de inspecteurs op het terrein door het midden- en officierenkader
Cruciaal is de omkadering en de controle van de inspecteurs op het terrein door het midden- en officierenkader.
Daar ontbreekt het in bepaalde korpsen grotendeels aan doordat deze kaders nogal de neiging hebben om ‘bureauofficieren’ te worden met te weinig contact met de ‘basis’ en het dagdagelijkse veldwerk.
Zelfs het middenkader heeft zich al te zeer van het terrein en de operationele werkelijkheid teruggetrokken, dus een gebrek aan coaching of supervisie.
De kloof tussen de ‘streetcop’ en de ‘managementcop’ wordt op die manier te groot.
Vooral in grote politiezones en bij eenheden van de federale politie is dat het geval voor alle functionaliteiten, maar in het bijzonder voor wat betreft het onthaal en de interventie.

 

 

- De toenemende privatisering van de veiligheidszorg zonder duidelijke wettelijke afbakening
Net zoals ik, ziet het Comité P een steeds verdergaande uitholling van de politiefunctie. Eigenlijke politietaken worden stelselmatig uitbesteed aan de betaalde privé-bewakingsdiensten, die niet of alleszins veel minder (democratisch) gecontroleerd worden dan de lokale en/of federale politie.
Op de studiedag naar aanleiding van 10 jaar politiehervorming op 1 februari 2010 in Brussel (8) heeft de minister van Binnenlandse Zaken zelfs nog voor een uitbreiding van het takenpakker van de private sector gepleit (9).
Ik betreur dit uitdrukkelijk vermits wat mij betreft de gewapende macht principieel en vanuit democratisch standpunt een zaak van de overheid is en dient te blijven.
De privé-sector kan enkel beperkt en aanvullend zijn. Ik herhaal dan ook uitdrukkelijk mijn vraag om duidelijke(re) grenzen te bepalen van wat private bewakingsmaatschappijen nu wel en niet kunnen/mogen om zo de sluipende privatisering van de gewapende macht tegen te gaan/te stoppen (10).

 

 

- De interventiefunctie
Wat voor de politiediensten absoluut niet kan, is zich onthouden, of erger nog, weigeren om tussen te komen.
De dringendheid en de kwaliteit van de interventie bepalen de beoordeling van het politieoptreden.
De politiediensten moeten meer rekening houden met het (on)tevredenheidsgevoel hieromtrent bij de bevolking. Metingen naar de kwaliteit van de interventies zijn dan ook op hun plaats.
Uit onderzoek blijkt dat de ontevredenheid van de burger zich in de functie interventie in meer dan 4 op de 5 gevallen situeert in het politionele gerechtelijke domein van diefstal en/of inbraak.
De Interventiegids Terrein (IGT) moet op diverse punten worden aangepast en dient geregeld te worden geactualiseerd.       
Er zou een nationale richtlijn moeten worden uitgevaardigd betreffende het afstappen ter plaatse met het doel de praktijken te standaardiseren.

In ieder geval is er binnen de verschillende componenten van de geïntegreerde politiedienst en op het vlak van de diverse tussenkomsten van de politiediensten nog steeds nood aan een betere omkadering.

 

 

- De wijkwerking
Wat de wijkwerking van de politiediensten betreft, stelt het Comité P vast dat bijna overal de minimale norm (1 per 4.000 inwoners) gehaald wordt. Daarom dient voortaan de kwaliteit van deze wijkwerking opgevolgd te worden: de wijkinspecteurs vormen immers de ‘ogen en oren’ van de politie. Tevens zijn ze het meest zichtbare en tastbare element in de basisfilosofie van de ‘community policing’. Daarom dring ik aan dat het Comité P effectief deze kwaliteit van de wijkwerking zou opvolgen. Zo stelt het Comité P vast dat in de meerderheid van de politiezones de ministeriële omzendbrief PLP 37 (11), die de taken voorschrijft van de wijkwerking inzake terrorisme (het sensibiliseren van wijkinspecteurs voor mogelijke aanwijzingen van terroristische activiteiten), niet gekend noch toegepast wordt.

 

 

- De bijstand aan gerechtsdeurwaarders (12)
Inzake de bijstand aan gerechtsdeurwaarders wordt stelselmatig de problematiek van de betaling (premie) van de politieambtenaren aangeklaagd bij deze wettelijk verplichte bijstandsfunctie.
Deze bijstand schept een conflict tussen enerzijds het respect voor haar/zijn deontologische code vanwege de gerechtsdeurwaarder en anderzijds het respect voor de eigen deontologische code vanwege de bijstandverlenende politieambtenaar. De gerechtsdeurwaarder is er immers, volgens een KB, toe gehouden de optredende politieambtenaar daarvoor te betalen, terwijl de deontologie van de politieambtenaar, evenals de wet op de geïntegreerde politie, de aanvaarding van dergelijke vergoeding verbieden.
Het Comité P blijft, evenals de Vaste Commissie van de Lokale Politie (VCLP), aandringen op een wetswijziging om uit de impasse van dit belangenconflict te raken.
Deze problematiek werd reeds diverse malen gemeld aan de opeenvolgende ministers van Justitie, echter zonder resultaat.
De deurwaarders zien het arrondissementeel overleg doorgaans als plaats om de problemen te bespreken en op te lossen, wat over het algemeen ook blijkt te lukken.
Om deze problematiek nogmaals aan te kaarten en hopelijk definitief op te lossen, heb ik zopas een wetsvoorstel neergelegd met als doel deze betalingen voortaan aan de politiezone te laten gebeuren (13).

 

 

-De wapenproblematiek
In opvolging van de nieuwe wapenwet, ingevolge de door het Comité P als dramatische omschreven feiten in 2006, heeft het Comité P een onderzoek opgestart naar de inlevering van wapens. Dit heeft weliswaar een klein tussentijds rapport opgeleverd, maar ik kijk uit naar het eindrapport.

Intussen is ook het (vernieuwd) centraal wapenregister van start gegaan dat tegemoet moet komen aan de mankementen van het vorige register.
Essentieel is en blijft de kwaliteit, zodat een opvolgingsonderzoek op zijn plaats lijkt.
De recente gebeurtenissen in Brussel, waaruit nogmaals blijkt dat wapens van zelfs zeer zwaar kaliber zonder veel problemen te verkrijgen zijn, illustreren het één en ander.
Helaas werd in het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011 de strijd tegen de wapenhandel niet langer als prioritair aanzien.
Verder blijft de aanbeveling om informatie te bekomen over schietongelukken binnen de politiediensten dode letter. Ook blijft de vaststelling dat de opslag van wapens en munitie zowel bij de lokale, als bij de federale politie beter kan.
Naar mijn mening is dit een typische inspectieopdracht voor de AIG.

 

 

Specifiek wil ik nog maar eens aandringen op een goed samenwerkingsprotocol tussen het Comité P en het AIG. Ik heb dit al bij diverse gelegenheden gedaan, binnen en buiten het parlement (14), maar ook dat idee komt steeds terug in de suggesties van het Comité P.

 

 

Gezien het familiedrama in Bilzen op zondag 14 maart 2010, waarbij ook een politieman dodelijk getroffen werd, is er in de politiek en de media weer enkele dagen volop aandacht geweest voor heel de problematiek van het wapengebruik, de al dan niet afdoende bestaande wetgeving en de toepassing ervan.
Dit is echt symptomatisch voor het onvoldoende aandacht schenken aan de aanbevelingen van het Comité P dat immers al jaren op deze problematiek wijst. Maar dit is evenzeer symptomatisch voor de manier waarop de politiek en de media vandaag tewerk gaan.
In plaats van problemen en thema’s grondig aan te pakken, politiek en parlementair ernstig te bediscussiëren en dan democratisch en doortastend te beslissen, vervallen we in de politiek bijna steeds in altijd maar ‘brandjes blussen’. Heel de wapenproblematiek is daar een mooi voorbeeld van.
Voor alle duidelijkheid: dit geldt niet enkel voor het veiligheidsgebeuren, maar voor alle beleidsdomeinen. De politiek heeft hier een grote verantwoordelijkheid, maar ook de media kan niet vrijgepleit worden: als iets in het nieuws is, is het een (politiek) probleem, als het uit het nieuws is, niet meer!

 

 

Jaarverslagen zijn meestal niet de meest interessante lectuur, maar bevatten vaak wel heel wat informatie. Het is dan ook spijtig om vast te stellen dat heel wat thema’s, die regelmatig terugkomen in de jaarverslagen van het Comité P, weinig of geen aandacht krijgen, tenzij ze brandend actueel worden als gevolg van de ene of de andere gebeurtenis.

 

 

Essentie van democratie
Mijn pleidooi voor een opwaardering van de werking van het Comité P (en het Comité I) heeft inhoudelijke en praktische motieven, maar ook en vooral democratische. Elke democratie die zichzelf respecteert, moet immers een voldoende democratische controle organiseren op de politie- en inlichtingendiensten. De burger moet bovendien weten en beseffen dat politievrouwen/-mannen en het personeel van de inlichtingendiensten regelmatig gecontroleerd worden. Maar blijkbaar vinden we ons democratisch systeem bijna zo vanzelfsprekend dat we hier veel te weinig bij stilstaan.

 

 

Ludwig Vandenhove
burgemeester stad Sint-Truiden
federaal volksvertegenwoordiger
lid Parlementaire Begeleidingscommissie van het Comité P 


 

 

(1) Wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, B.S., 26-07-1991.

 

(2) Wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, B.S., 26-07-1991.

 

(3) Zie onder andere de uitgebreide interviews met
Ludwig Vandenhove in De Morgen en in De Knack van 17 februari 2010.

 

 (4)Zie in deze context ook de vraag nummer 17996 van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom over ‘interventies van de politiediensten bij zelfmoord en/of pogingen daartoe’. Vergadering van de Commissie Binnenlandse Zaken op 6 januari 2010.

 

(5) Zie artikel 44/1 Wet op het Politieambt (WPA): Deze gegevens en inlichtingen kunnen enkel worden medegedeeld aan de overheden bedoeld in artikel 5 WPA, de (Belgische of buitenlandse) politiediensten, de Dienst Enquêtes van het Vast Comité P, de Dienst Enquêtes van het Vast Comité I, (het Coördinatieorgaan voor de dreiginganalyse, de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie evenals aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (bij het Vast Comité P en bij het Vast Comité I) die ze nodig hebben voor de uitoefening van hun opdrachten. Ze kunnen eveneens medegedeeld worden aan internationale organisaties voor politionele samenwerking ten aanzien waarvan de Belgische openbare overheden of politiediensten verplichtingen hebben.

 

(6) Omzendbrief van de minister van Binnenlandse Zaken betreffende de oprichting van een dienst “intern toezicht” bij de korpsen van gemeentepolitie (B.S. van 7 juli 1994 – gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 16 december 1994). Deze omzendbrief Pol 48 voorzag dus in de oprichting van een dienst intern toezicht in elk korps van gemeentepolitie. Gezien deze omzendbrief, waarin gerefereerd wordt aan sommige artikelen van de nieuwe gemeentewet die zijn opgeheven bij de wet van 7 december 1998 (B.S. van 5 januari 1999).
De actuele tuchtwet is voorzien door de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, B.S. 16 juni 1999.

 

(7) Zie hierover de vraag nummer 12114 van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken over ‘een grotere democratische controle op de federale politie’. Vergadering van de Commissie Binnenlandse Zaken op 25 maart 2009.

 

(8) Studiedag centrum voor Politiestudies (vzw): Slotstudiedag 10 jaar politiehervorming ‘Een toekomstvisie’ Brussel, 1 februari 2010

 

(9) Zie ook de vraag nummer 17741 van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom over "de private beveiligingssector", vergadering Commissie Binnenlandse Zaken van 6 januari 2010.

 

 (10)X, Eerste publicatie in de reeks ‘Cahiers van de Senaat’ over de privatisering van de politie, zie: http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&LANG=nl&MENUID=26100 en ook: www.ludwigvandenhove.be.

 

 (11) Ministeriële omzendbrief PLP 37 van 20 december 2004 betreffende de samenwerking en het uitwisselen van inlichtingen met betrekking tot het fenomeen terrorisme en extremisme, B.S., 25 januari 2005.

 

(12) Wetsvoorstel van
Ludwig Vandenhove van 24 maart 2010
tot wijziging, wat betreft de politionele bijstand aan gerechtsdeurwaarders, van het Koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief, Documenten Kamer van Volksvertegenwoordigers, 52.2507/001.

 

(13) Zie hiervoor onder andere: Knack, 24 maart 2010.

 

(14) Commissie Binnenlandse Zaken van 24 februari 2010, ‘Evaluatie van de politie 10 jaar na de hervorming. Gedachtewisseling met de minister van Binnenlandse Zaken’.