Libanon: bezoek aan de Belgische troepen!

Van maandag 30 maart tot en met 1 april 2009 was ik als voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging in de Kamer van Volksvertegenwoordigers samen met een aantal collega-senatoren en -federaal volksvertegenwoordigers en een delegatie van het kabinet van de minister van Defensie in Libanon om er de aanwezige Belgische troepen te bezoeken.


Zo’n ‘terreinverkenning’ geeft je de mogelijkheid om met meer kennis van zaken te spreken over een dossier.

In deze bijdrage vindt u mijn bevindingen en mijn visie terzake. 

Maandagmorgen zijn we vanuit Melsbroek opgestegen richting Grafenwohr voor de eerste tussenstop.
In Grafenwohr bereidt een detachement van 69 ‘Ardeense Jagers’ zich voor om eind juni naar Afghanistan (Kunduz) af te reizen om er te fungeren als Operational Mentoring and Liaison Team (OMLT).
In Grafenwohr, een Amerikaans-Duits kamp, worden alle (of toch zoveel mogelijke!) situaties, waarin de soldaten in Afghanistan kunnen terechtkomen, nagebootst en geoefend.
We zijn er getuige van een oefening waarbij gesimuleerd wordt dat de Belgische troepen een Afghaans dorp aanvallen, waar tegenstanders zich verschansen.
De bedoeling is om de 69 infanteristen ‘klaar te stomen’ om een Afghaans bataljon vorm te geven en te ondersteunen, zowel tijdens de opleiding, als tijdens operationele ontplooiingen.
Het bezoek aan dit trainingskamp toont aan dat de Belgische soldaten in Kunduz wel degelijk in gevaarlijke omstandigheden terecht kunnen komen.
Het kamp in Grafenwohr geeft, zowel qua omvang, als qua technische uitrusting, nog maar eens aan hoeveel middelen vooral de Verenigde Staten willen investeren om de strijd in Afghanistan te winnen.


Vanuit Grafenwohr, met tussenlandingen in Nuremberg en Burgas in Bulgarije, vertrokken we richting Beiroet.
In Beiroet is momenteel alles relatief rustig, maar met de parlementsverkiezingen van 7 juni 2009 in/> het verschiet zijn de meningen verdeeld of het zo rustig gaat blijven in de hoofdstad en in het hele land. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit de gesprekken, die we hebben met een aantal Libanese collega-parlementsleden.
In Libanon zie je nog op heel wat plaatsen de gevolgen van de recente burgeroorlog: stukgeschoten gebouwen, maar ook heel wat nieuwe bouwwerven, bewapende soldaten op diverse punten in de stad, etc.

Een snelle blik op de stad (voor een toeristisch bezoek is er geen tijd!) leert mij dat deze bevolking doorheen de geschiedenis gewoon geworden is aan oorlog: telkens weer vernielingen en slachtoffers, telkens weer (her)opbouwen. Kortom, een ondernemend volk, ik zie het hen niet veel nadoen!
Libanon is zeer strategisch gelegen in het Midden-Oosten, biedt heel wat economische mogelijkheden (onder andere toerisme) en is misschien precies daarom al eeuwen de inzet van heel wat burger- en godsdienstoorlogen, meestal mee opgezet en/of ondersteund door buurlanden.
In Libanon kristalliseren zich de vijandelijkheden, met alle betrokken bewegingen en landen,  die zich in heel het Midden-Oosten voordoen.



Op dinsdag 31 maart 2009 vlogen we met een Russische helikopter van de Verenigde Naties (VN) heen en weer naar het zuiden van Libanon, meer bepaald naar de stad Tibnin.
Daar verblijven de Belgische soldaten, die deel uitmaken van de versterkte VN-vredesmacht ‘United Nations Interim Force in Lebanon’ (UNIFIL).
De historische stad Tibnin, die zwaar geleden heeft onder het conflict tussen Israël en de sjiitische Hezbollahmilities, ligt op ongeveer twaalf kilometer van de zogeheten blauwe demarcatielijn, die door de VN is getrokken om als grens te dienen tussen Israël en Libanon.
In Tibnin neemt België hoofdzakelijk drie taken op zich: wederopbouw, medische ondersteuning en ontmijning. Er is ook een eigen macht aanwezig om onze militairen te beschermen.
Vooral de 30 militairen, die de ontmijningsopdrachten op zich nemen, hebben een heel specifieke en gedetailleerde taak. Het is als het ware monnikenwerk dat bovendien gevaarlijk is.
De aangetroffen munitie wordt geneutraliseerd of vernietigd.
Er zouden volgens de VN nog een miljoen niet-ontplofte clusterbommen in Zuid-Libanon liggen en zij vormen een groot gevaar voor de lokale bevolking.

Vier Belgische militairen hebben het leven gelaten als ontmijners.

Als er een korte herdenking gehouden wordt aan de voor hen opgerichte gedenksteen, voel je lijfelijk aan dat buitenlandse missies van Belgische militairen altijd een zeker gevaar inhouden.


Woensdag 1 april is voorbehouden voor een bezoek aan en het mee uitvaren met het Belgische fregat Leopold I met 158 bemanningsleden aan boord.
Het is voor de eerste keer dat België, tot en met 31 mei 2009, het bevel voert over het maritieme gedeelte van de UNIFIL-operatie.
De missie heeft vooral de bedoeling illegaal wapentransport over zee naar Libanon te onderscheppen. Bovendien gebeurt dit in nauwe samenwerking met de Libanese zeemacht, die ook getraind en opgeleid wordt.
Aan boord zijn we getuige van een tweetal oefeningen.

Mijn conclusie over deze missie?
Positief: in Libanon doet het Belgisch leger nuttig, praktisch en zinvol werk!
Voor mij is dit een goed voorbeeld van een buitenlandse missie: dichtbij en tussen de bevolking, die erg betrokken is, opleiding en vorming van de Libanezen om gaandeweg taken over te nemen en zelfs een aantal, weliswaar kleinere humanitaire acties.

Welk contrast met Afghanistan, waar ik in september - oktober 2008 op bezoek was en waarvoor de Belgische regering onlangs beslist heeft de militaire aanwezigheid nog uit te breiden (zie nummer oktober 2008 van het maandelijkse tijdschrift Info Defensie van de Algemene Centrale der Openbare Diensten (ACOD)-defensie en www.ludwigvandenhove.be)!

Ludwig Vandenhove
voorzitter commissie voor de Landsverdediging in de Kamer van Volksvertegenwoordigers
burgemeester stad Sint-Truiden       

Dit reisverslag is ook opgenomen in het aprilnummer van het maandelijkse tijdschrift Info Defensie van de Algemene Centrale der Openbare Diensten (ACOD)-defensie.

Zie ook de uitspraak ‘Libanon is Afghanistan niet!’ op deze website.