Zuinig met het gebruik van veiligheidscamera's!

Ik heb een zeer genuanceerd standpunt inzake het gebruik van camera’s met het oog op criminaliteitsbestrijding en/of om het (on)veiligheidsgebeuren te beheersen.


Op mijn website vindt u hieromtrent een aantal onderbouwde teksten, waarbij ik blijf vinden dat de veiligheid in principe moet gegarandeerd worden door politiemensen en dat camera’s in het beste geval in bepaalde omstandigheden een hulpmiddel kunnen zijn.

Onlangs is wat mij betreft het (ultieme) bewijs hiervan geleverd in het Antwerpse Zandhoven.

In het opsporingsbericht was op beelden van een bewakingscamera te zien hoe een Afrikaanse asielzoeker een slotvaste fiets wegnam en in een auto laadde.

En ik citeer nu de Afrikaanse asielzoeker: “Een jaar geleden werd mijn fiets gestolen. Toevallig vond ik hem vorige maand terug aan een bushalte. De politie wilde niet ter plaatse komen en gaf me de raad de fiets gewoon weer mee te pakken. Blijkt dat die hele scène gefilmd werd door een bewakingscamera. Ik schrok toen ik mezelf herkende in het opsporingsbericht.
De bewakingsbeelden hebben mijn imago van geïntegreerde asielzoeker helemaal aan diggelen geslagen.”

Voor mij is dit het ultieme het bewijs dat de discussie over bewakingscamera’s zeer genuanceerd en omzichtig moet gevoerd worden!

In april 2008 verscheen er nog een artikel aangaande camerabewaking van mijn hand in ‘Het Politiejournaal’ van uitgeverij Politeia en nu heeft ook het tijdschrift Private Veiligheid/ Sécurité Privée dit artikel (in het Frans) opgenomen.

Hieronder vindt u de integrale tekst van de Nederlandstalige versie in het Politiejournaal.

AANZET TOT EVALUATIE VAN DE CAMERAWET

Ludwig Vandenhove, federaal volksvertegenwoordiger en burgemeester van Sint-Truiden, stond mee aan de wieg van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s. Hij acht de tijd nu rijp voor een eerste evaluatie.

Verdiensten van camerawet

Als uitdrukkelijk pleitbezorger voor een camerawet, zie ik twee grote verdiensten:

Enerzijds hebben we een wettelijk kader gecreëerd voor een bepaalde feitelijke toestand, die naar mijn mening deels uit de hand aan het lopen was. Heel wat camera’s werden geplaatst zonder de spreekwoordelijke boe of bah en zonder dat er toelating gevraagd was (wat nochtans een vereiste was in de privacywetgeving). De wetgever holde dus ook op dat vlak de praktijk achterna.

Anderzijds draagt deze wet ertoe bij dat er een zeker maatschappelijk bewustzijn is ontstaan in verband met de voor- en nadelen van cameragebruik, zowel wat het aspect veiligheid betreft, als wat het element privacy betreft.

Toch is deze tweede verdienste naar mijn mening nog onvoldoende waargemaakt en zou er vanuit de overheid een ‘sensibiliseringscampagne’ op gang gebracht moeten worden over de voor- en nadelen. Het gebruik van camera’s heeft een grote impact op de burger en die beseft dat niet of alleszins veel te weinig. Zo zijn bijvoorbeeld de tegenstanders van flitspalen vaak de grootste voorstanders van camera’s die geplaatst worden in het kader van een veiligheidsbeleid. Begrijpen wie kan!

Hiaten in de wet

Op het terrein bleek al snel dat er een aantal hiaten in de wet zitten. Die kwamen onder meer ter sprake kwam op de Adviesraad van Burgemeesters van september 2007.

Als mede-inspirator van de wet heb ik daarom mijn verantwoordelijkheid genomen en stel ik een aantal wijzigingen aan de wet voor. Maar laat het meteen klaar en duidelijk zijn dat ik de filosofi e en de verdiensten van de wet niet in vraag stel. Ik wil dan ook alleszins geen (her)nieuw(d)e discussie daarover.

Wat ik wil, is op advies van de mensen op het terrein de tekst technisch bijsturen en bijschaven, zodat de wet praktisch beter uitvoerbaar wordt. Tegenstanders van een specifieke camerawet moeten dus deze technische aanpassingen niet aangrijpen om opnieuw een fundamentele discussie te openen.
Ik licht de voorgestelde wijzigingen kort toe:

Bestuurlijke politieopdrachten

De openbare ordehandhaving door de politiediensten valt ingevolge de strikt te interpreteren uitzonderingen op de toepasselijkheid van de camerawet onder deze wet. Dat komt erop neer dat de politiediensten, als ze willen filmen bij bijvoorbeeld een betoging, de procedure voorzien voor camerabewaking op openbare plaatsen zouden moeten volgen.

Dat is er naar onze mening (en die van de politiediensten) over. Het opzet van de camerawet was om de wildgroei aan vormen van camerabewaking te kanaliseren, niet om de politiediensten te ‘hinderen’ bij hun bestuurlijke opdrachten op openbare plaatsen. Daarom wordt het opnemen van beelden bij bestuurlijke politieopdrachten expliciet ingeschreven in de wet op het politieambt.

Weg met onduidelijkheden in camerawet

Er wordt verduidelijkt wat verstaan dient te worden onder een vast of mobiel observatiesysteem, teneinde discussies daaromtrent te voorkomen.

Wil de politie camerabewaking op openbare plaatsen invoeren, dan moet de korpschef voorafgaand een veiligheidsanalyse én een doelmatigheidsanalyse maken. Niet elke korpschef heeft echter afdoende (technische) affi niteit met de vereiste doelmatigheidsanalyse (is een camera met bepaalde technische kenmerken al dan niet het meest geschikt voor die specifieke situatie?). Vandaar dat wij voorstellen dat terzake een leidraad bij Koninklijk Besluit wordt vastgelegd.

Er is heel wat discussie over de vereiste dat bewakingscamera’s niet ‘specifiek’ gericht mogen zijn op andere plaatsen dan de beoogde te bewaken plaatsen (bijvoorbeeld dat een camera aan de deur niet (een deel van) de openbare weg mag filmen, tenzij het echt niet anders kan).

Maar wat moet je verstaan onder ‘specifiek’? Je kunt het woordje misbruiken om juist toch iets in beeld te houden of brengen wat niet mag. Je zorgt er bijvoorbeeld voor dat je net iets meer openbare weg kan bekijken dan eigenlijk nodig is omdat je camera niet enkel op dat deel van de weg is gericht! Het kan dus een gedroomde achterdeur zijn voor mensen met een slecht karakter. Daarom stellen we de schrapping voor van het woordje ‘specifiek’.

Als je toch gedwongen bent je camera te richten op een ‘specifieke’ andere plaats, moet je de toestemming hebben van ‘de verwerker van de gegevens’ van die plaats, wat veronderstelt dat ook daar camerabewaking is. Maar: niet alle plaatsen zijn uitgerust met camerabewaking. Met andere woorden: er is niet voor elke plaats een verantwoordelijke voor de verwerking.

Het is bijgevolg verkeerd te veronderstellen dat steeds de toestemming van de verantwoordelijke voor de verwerking kan worden verkregen. Daarom vragen wij de toestemming van de beheerder van die plaats.

Aanvullingen en eenvormigheid

Het mogelijke politie-ingrijpen wordt nadrukkelijk afgelijnd/ beperkt tot de (bevoegdheid van de) politiediensten zelf. Wat met (de bevoegdheid van) de agenten van politie, de gemeenschapswachten- vaststellers, de stadswachten, …? Naar onze mening moeten ook zij een geëigende rol krijgen in het mogelijk optreden tengevolge van camerabewaking.

Ook wordt eenvormigheid van de definities nagestreefd. In de huidige camerawet worden heel wat begrippen naast en door elkaar gebruikt.

Tot slot acht ik het wenselijk dat er bij de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken een centralisatie komt van het cameragebruik, zodat de politiediensten hiervan gebruik kunnen maken.

Deze aanpassingen, samen met een aantal uitvoeringsbesluiten, moeten de camerawet op het terrein beter en concreter toepasbaar maken.