LIKONA-contactdag andermaal groot succes!

De 23ste editie van de jaarlijkse contactdag van de Limburgse Koepel voor Natuurstudie (LIKONA) was andermaal een groot succes, zowel inhoudelijk, als qua opkomst (om en bij de 550 aanwezigen).

Gedeputeerde voor milieu en natuur en voorzitter van LIKONA Ludwig Vandenhove: “Naast de inhoud is vooral de netwerking op deze dag belangrijk.
Iedereen in Limburg, die bezig is met groen en natuur, kijkt telkens uit naar deze jaarlijkse ontmoeting.
Eén van mijn aandachtspunten voor de komende maanden is een nog nauwere en meer structurele samenwerking na te streven tussen het universitair en hoger onderwijs in Limburg - onder andere de Universiteit Hasselt (UHasselt), de hogeschool PXL en de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim) – en de vele vrijwilligers, die in Limburg met natuur(onderzoek) bezig zijn.
Hier kunnen we opnieuw een voortrekkersrol in Vlaanderen spelen.”

Hieronder vindt u de perstekst met de belangrijkste inhoudelijke conclusies van de 23ste LIKONA-contactdag.

23ste LIKONA-contactdag groot succes

Zaterdag 18 januari 2014 vond de jaarlijkse contactdag van de Limburgse Koepel voor Natuurstudie (LIKONA) plaats in de UHasselt, Campus Diepenbeek.
De contactdag brengt elk jaar weer mensen met interesse in natuurstudie samen en presenteert recent natuuronderzoek in Limburg. Afgelopen zaterdag werden ongeveer 550
deelnemers verwelkomd!

Gedeputeerde voor Milieu en Natuur Ludwig Vandenhove: “Met de oprichting van het Limburgs Veldstudiecentrum (LIVEC) voor de vele Limburgse vrijwilligers, die met natuur bezig zijn, en de Ecotrons in het Nationaal Park Hoge Kempen in Eisden voor de professionelen via de Universiteit Hasselt (UHasselt) is een volgend samenwerkingsverband in de maak.
Ook hier kunnen we ons, samen met de PXL en de UHasselt, met iets bijzonders positioneren qua opleiding en onderzoek. Momenteel zijn er reeds heel wat studenten die individueel samenwerken met het LIVEC en het Provinciaal Natuurcentrum (PNC), bijvoorbeeld in het kader van hun eindwerk, dit zal in de toekomst structureel georganiseerd worden.”

Er werden verschillende werkgroepen georganiseerd, hieronder volgt een verslag van de belangrijkste nieuwigheden en informatie.

OVER SCHALIEGAS & KOLENGAS (Geologische werkgroep)

Michiel Dusar van de Belgische geologische dienst gaf een voordacht over schaliegas en kolengas. Schaliegas is nu ook in Limburg een politiek gevoelige materie geworden, maar er is (nog) niet bekend wat dit voor Limburg kan betekenen. Tijdens de LIKONA-contactdag werd duiding gegeven over de plaats van schaliegas in het geheel van de fossiele brandstoffen, over de redenen van de zoektocht naar schaliegas, en over het schaliegaspotentieel in Limburg.

Schaliegas is in feite gewoon aardgas dat voorkomt in het moedergesteente waarin de koolwaterstoffen worden gegeneerd en dat gewonnen wordt uit slecht doorlatende reservoirgesteenten – die door hydraulische fracturatie (fraccen) moeten worden gestimuleerd – voor zover die in de moedergesteenten voorkomen.
De exploratie en exploitatie van schaliegas is het gevolg van de uitputting van de ‘conventionele’ aardgasreservoirs (‘bellen’) en het in exploitatie nemen van gesloten (‘tight’) reservoirs waaruit het gas niet spontaan kan ontsnappen. Schaliegas of gas uit ‘tight’ reservoirs in het algemeen en ook kolengas verhouden zich tot het conventionele gas zoals water gepompt uit grondwaterlagen tot bronwater.
Het conventionele gas dat vooreerst de aandacht trekt is zoals de top van een piramide, maar de grote massa bevindt zich dieper of in minder toegankelijke lagen. De consequenties van deze verschuiving in de winning van fossiele brandstoffen zijn dus aanzienlijk.

Voor de komende jaren, in feite gedurende de transitieperiode naar 100% hernieuwbare energiebronnen, fungeert aardgas als backup voor de intermitterende energiebronnen, wind- en zonne-energie. De eigen Westeuropese gasproductie (uit conventionele aardgasbronnen) loopt snel achteruit zodat de energie-afhankelijkheid van Rusland en het Midden Oosten steeds groter wordt, wat nog zal worden versterkt door de sluiting van de kerncentrales. Deze overwegingen verhogen nog de belangstelling voor schaliegas.

Het belangrijkste potentiële schaliegasreservoirgesteente wordt gevormd door de Namuriaangesteenten (genoemd naar de stad Namen) die onder de koollagen voorkomt in de Kempen. Hierin is al eens een gaskick waargenomen in de geothermieboring van Merksplas-Beerse in de Antwerpse Noorderkempen. De basis van het Namuriaan bezit goede karakteristieken voor gasgeneratie maar minder naar opslagcapaciteit toe. In de Antwerpse Kempen komt deze laag niet in aanmerking voor schaliegaswinning omwille van de associatie met een ‘open’ (natuurlijk gefractureerd) geothermisch reservoir in de onderliggende kalksteen. In Limburg is oostelijk van Halen niets over deze laag bekend. Een schaliegaspotentieel is weliswaar mogelijk maar het investeringsrisico is zeer hoog, en commercieel niet attractief.

De zaak ligt anders voor het kolengas. Hiervan zijn met zekerheid nog grote reserves aanwezig en het ligt daarom voor de hand hiervan het exploratiedoel te maken. We hebben echter aanwijzingen dat een deel van het kolengas uit de omgevende schalielagen kan afkomstig zijn en de connectie tussen schaliegas en kolengas is het voorwerp van een wetenschappelijke studie.
Exploitatie van mijngas uit de gesloten steenkoolmijnen is nu niet meer mogelijk als gevolg van het onderwaterlopen van de mijnen. Het gas dat zich er heeft geaccumuleerd is door het stijgend mijnwater samengeperst en opwaarts gedrukt en bevindt zich nu allicht in de bovenliggende krijtlagen waaruit het niet meer kan worden gerecupereerd.

Samenvattend kan worden gesteld dat schaliegas in Limburg momenteel van academische interesse is, maar dat de werkelijke rijkdom (en ook risico’s) nog steeds met steenkool te maken heeft.

Herpetologische Werkgroep (studie der reptielen en amfibieën)

Peter Engelen overliep de nieuwe rode lijst voor de amfibieën in Vlaanderen. Deze werd opgesteld met de hulp van de Herpetologische Werkgroep en de Amfibieën- en Reptielenwerkgroep van Natuur, Hyla. Onze provincie speelt een belangrijke rol omdat een aantal soorten vooral of enkel in Limburg voorkomen.
Twee Limburgse soorten gingen er op achteruit. De knoflookpad kreeg de status “ernstig bedreigd” (vroeger was dat “bedreigd”) en de gladde slang kreeg de status “bedreigd” (vroeger was dat “kwetsbaar”).
Er was ook positief Limburgs nieuws rond de knoflookpad. In 2013 werd een nieuwe populatie ontdekt in het Vijvergebied Midden-Limburg. Deze blijkt zelfs de grootste populatie in België te zijn. In de rest van Limburg en Vlaanderen zijn er nog enkele kleine populaties.
Twee andere soorten “doen het beter”. De adder wordt niet langer als een “met uitsterven bedreigde soort” beschouwd (de soort blijft wel “bedreigd”) en de ringslang, een soort waarvan werd aangenomen dat ze was verdwenen, werd o.a. in Genk, Lommel, Bilzen en Maasmechelen terug gevonden.
Echt goed nieuws valt er te vertellen over de boomkikker. De boomkikker blijft steeds meer terrein inpalmen in Limburg (de enige provincie waar de soort nog voorkomt). Dit is ongetwijfeld het gevolg van de vele inrichtingsmaatregelen en het aangepaste beheer (b.v. het visvrij maken van vijvers).

Mycologische (paddenstoelen-) Werkgroep Limburg (Mycolim)

Deze activiteit was vooral bedoeld om nieuwelingen kennis te laten maken met paddenstoelen. Paddenstoelen staan bekend als “moeilijk te determineren”. Jean-Claude Delforge legde aan de hand van de Veldgids Paddenstoelen uit hoe je paddenstoelen kan herkennen. De kenmerken van 10 belangrijke geslachten werden overlopen.
Ook de bijzondere paddenstoelenvondsten van 2013 werden overlopen. 2013 leverde 103 nieuwe vondsten op.

Werkgroep Ongewervelden

Theo Garrevoet liet kennis maken met wespvlinders. In ons land komen een 20-tal soorten wespvlinders voor. Ze zijn allemaal fraai gekleurd en ontwikkelen zich in struiken en bomen (zoals framboos, wilg en populier). Door het gebruik van feromonen is het mogelijk geworden om nieuwe soorten op te sporen. De feromonenmethodiek zal in de zomer van 2014 ook in Limburg getest worden.

Kristof Vranken van het Proefstation voor Fruitteelt besprak de evolutie binnen de bestrijding van schadelijke dieren in de fruitteelt. In 2013 zijn er samen met de Werkgroep Ongewervelden verschillende proeven uitgevoerd bij biologische en geïntegreerde fruittelers in Hasselt en Herk-de-Stad.  Hierbij is vooral gekeken naar de aanwezigheid van de schadelijke soorten. 
In de biologische teelt was er in 2013 veel minder hinder van de perenbladvlo, de ergste vijand van de fruitkweker. Het aantal nuttige spinnen, mijten, kevers bleek hier ook hoger te zijn.  Bij de geïntegreerde telers waren er meer nuttige wantsen aanwezig
Ook enkele nieuwkomers zoals de suzikifruitvlieg werden voorgesteld.

Limburgse Plantenwerkgroep

Bert Berten besprak de activiteiten van de 7 verschillende plantenwerkgroepen die in Limburg actief zijn.
710 kilometerhokken werden goed onderzocht. Een 50-tal determinatiesleutels zijn nu ontworpen en op de website van het Provinciaal Natuurcentrum geplaatst.

Pieter Hendrickx belichtte enkele wegbermen in Hasselt. Daar zijn nu vegetaties aanwezig die vroeger meer in natuurlijke graslanden voorkwamen. Het Zilverschoongrasland is hiervan een mooi voorbeeld, met opvallende soorten als platte rus en aardbeiklaver. Dit benadrukt het belang van wegbermbeheer voor tal van zeldzame en minder zeldzame soorten.

Rutger Barendse presenteerde zijn inventarisatie van de flora in het militair domein Hechtel. Ook hier is het duidelijk dat beheer significant bijdraagt aan het voorkomen van zeldzamere, interessante soorten. Goed beheer leidt tot grote velden van rode dophei.
Andere opvallende vondsten zijn: slijkgroen en wijdbloeiende rus in natte verstoorde grond, en eerste zaailingen van jeneverbes (uniek voor Vlaanderen).

Vissenwerkgroep

De Vlaamse beken, rivieren en kanalen worden momenteel bevolkt door 17 niet-inheemse vissoorten. Reeds in de 19de eeuw werden er uitheemse vissen ingevoerd naar onze streken.

Sinds de milleniumwende zijn 6 nieuwe niet-inheemse vissoorten bijgekomen op de Vlaamse soortenlijst.
De volgende decennia worden nog eens 7 nieuwkomers uit de Ponto-Kaspische regio verwacht. Er wordt aangenomen dat de biologische invasie van vooral Oost-Europese visexoten in de toekomst exponentieel gaat toenemen.

  • Van de 17 uitheemse vissen zijn er een 6-tal geacclimatiseerd, bijvoorbeeld de regenboogforel: zij weten te overleven, maar kunnen zich (nog) niet voortplanten.
  • 9 soorten, waaronder de zonnebaars, giebel en blauwbandgrondel zijn genaturaliseerd en reproduceren.
  • Sommige exoten zijn invasief, anderen niet. Giebel en Blauwbandgrondel zijn over gans Vlaanderen verspreid. Amerikaanse hondsvis en zonnebaars vertonen een eerder regionaal verspreidingsbeeld: hun voorkomen blijft tot op heden nog altijd beperkt tot de Limburgse Kempen. De dikkopelrits handhaaft zich lokaal in de Melsterbeek. De zeer invasieve blauwbandgrondel blijft stijgen qua aantallen en in de loop der tijd nemen de vindplaatsen in Vlaanderen alsmaar toe.
    Anders is het gesteld met de Bruine Amerikaanse dwergmeerval waar een sterke achteruitgang wordt vastgesteld.
    Sinds enkele jaren duiken er enkele nieuwe vissen op origineel afkomstig van het Donaubekken: de zwartbekgrondel, de marmergrondel en de Kesslersgrondel. Het zijn echte invasieve soorten met een groot aanpassingsvermogen wiens opmars niet meer te stoppen valt. De zwartbekgrondel is via ballastwater in onze contreien verzeild geraakt en komt massaal voor op het Albertkanaal. De Marmergrondel echter, heeft via een actieve migratie via het Donau-Rijn verbindingskanaal de Grensmaas en de Kempense kanalen gekoloniseerd en wordt ook aangetroffen in kanaaltappingen en beekmondingen van de Maas.
  • Ook in de loop der volgende jaren zullen nieuwkomers uit Oost-Europa de Limburgse waterlopen gaan binnendringen. Nieuwe gezichten die de globalisatie van de Vlaamse visfauna verder in de hand gaan werken zijn Witvingrondel, Donaubrasem, Blauwneus, Aziatische modderkruiper, Pontische stroomgrondel, Naakthalsgrondel en de uiterst invasieve Amurgrondel. De toegangspoorten tot Limburg voor deze exoten zijn het Albertkanaal en de Maas. Het zal slechts een kwestie van tijd zijn alvorens de eerste melding binnenloopt.
  • Naast vissen zijn er ook nog andere watergebonden invasieve exoten die in de Limburgse wateren sterk oprukken waaronder de Chinese wolhandkrab, de driehoeksmossel en de Kaspische vlokreeft.

Provinciale Vogelwerkgroep

Toon Janssen legde uit waarom op De Maatheide in Lommel trektellingen worden uitgevoerd. De zandgronden genereren thermiek. Het gebied ligt op een belangrijke trekroute (de laatste 6 jaren werden er bijvoorbeeld 22 soorten roofvogels gespot). Bovendien wil men er 16 windturbines plaatsen, waardoor er een reële kans op slachtoffers bestaat.
Op de Maatheide worden de trekvogels sinds 2008 nauw gevolgd in het voor- en het najaar. In 2013 leverden 1500 teluren heel wat gegevens op. Opvallend was het groot aantal vinken en buizerds die passeerde. Een nieuwe soort die werd gespot was de steppenkiekendief.

Jan Gabriëls belichtte het tellen van watervogels in Limburg. Dit gebeurt in drie zones: de Maasvallei, het Vijvergebied Midden-Limburg en Noord-Limburg. In totaal gaat het over 50 verschillende gebieden.
Voor overwinterende en/of foeragerende watervogels zijn de aanwezigheid van een open landschap, voldoende water en rust zeer belangrijk. De Maasvallei wordt steeds belangrijker als foerageer- en/of overwinteringsplaats. 70-75% van het totaal aantal watervogels dat in Limburg geteld wordt, zit in de Maasvallei. In deze vallei is de nodige rust dan ook een belangrijk werkpunt.
De tellingen leveren massa’s informatie op.  Elk jaar kunnen meer dan 200 000 vogels verdeeld over 90 soorten gespot worden.
 
Zoogdierenwerkgroep

Van de 20 muizensoorten die in Limburg voorkomen, was de waarneming van de zeldzame waterspitsmuis heel bijzonder.  
Het onderzoek naar muizen gebeurt op creatieve manieren: het legen van nestkastjes (hazelmuis en eikelmuis), de inventarisatie van wat katten vangen (gegevens in te geven op www.watvangtdekat.be) en het uitpluizen van braakballen van uilen (dit jaar gaat de ‘pluisjeswerkgroep’ van start).  Andere onderzoeken die lopen zijn: het inventariseren door vrijwilligers van dassenburchten (met heel wat verkeersslachtoffers) en van hamsters (15 burchten gevonden in 2013, in de buurt van Tongeren). 
Meest ‘gewichtig’ was het opvolgen (in samenwerking met de jagers) van de populatie everzwijnen in Limburg. Deze populatie is met een factor 2,5 vermenigvuldigd in 2013.

 

Zie onder andere “Schaliegas commercieel niet interessant". www.limburg-actueel.be, 21-10-2014.

Zie ook Limburgs Veldstudiecentrum (LIVEC) hotspot voor ‘citizen science’ in Limburg! van 01-06-2013 op deze website.