Rechtstreekse burgerparticipatie in windmolens
“Ik ben grote voorstander van rechtstreekse burgerparticipatie in windmolens.”, zegt gedeputeerde van leefmilieu Ludwig Vandenhove.
Ludwig Vandenhove antwoordde dit op een vraag van provincieraadslid Frank Keunen (sp.a-Groen) tijdens de zitting van woensdag 18 september 2013.
“Er is een afspraak gepland met het Limburgse klimaatbedrijf NUHMA om na te gaan hoe wij dit in Limburg zo praktisch mogelijk kunnen organiseren”, aldus Ludwig Vandenhove.
Hieronder vindt u het integrale antwoord.
“Het standpunt dat de heer Keunen inneemt, kan ik alleen maar ondersteunen. Het is inderdaad zo dat volwaardige burgercoöperaties (bv. ecopower, Bronsgroen,…) doorgaans duidelijke meerwaarden hebben t.o.v. coöperaties die een louter financierende rol hebben (bv. Limburg Wind). Rechtstreekse participatie in het eigenaarschap en beheer van windmolens maakt mensen meer betrokken, er is ruimte voor bredere activiteiten en doelstellingen (ook naar kansengroepen), en biedt zelfs kansen voor (beperkte) lokale tewerkstelling of ervaringsopbouw. Dit creëert een sterker draagvlak en is meteen een hefboom voor het ontwikkelen van het lokale welvaartspotentieel. Burgercoöperaties kunnen daardoor een instrument zijn om het Not-in-my-back-yard (NIMBY)-effect te temperen dat momenteel leeft bij de bevolking en een aantal projecten verlamd (trend waarneembaar in gans Vlaanderen). Tot slot kan het een sleutel zijn om de groeiende inertie van de private markt rond windmolens te doorbreken. Zo worden door burgercoöperaties vaak minder hoge winstverwachtingen vooropgesteld, wat maakt dat het beschikbare windpotentieel in de huidige marktomstandigheden wellicht sneller ingevuld/benut zal worden dan wanneer dit moet gebeuren door commerciële spelers die werken op basis van ‘marktconforme’ rendementseisen.
De verwijzing naar Oost-Vlaanderen en Wallonië als goede voorbeelden is terecht, maar er zijn wel enkele belangrijke onderlinge verschillen. Oost-Vlaanderen heeft net als Limburg een windplan opgemaakt met daarin zoekzones en uitgesloten zones. Er werd daarnaast gestart met een groot project ‘Oost-Vlaanderen Energielandschap‘ om het traject naar invulling en draagvlak intensief te begeleiden, een noodzaak om goede resultaten op het terrein te kunnen garanderen. Dit project kadert overigens in een Vlaamse subsidieregeling om de uitvoering aan het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen te faciliteren. Om de inspanningen van het project verder ruggensteun te geven, besliste de Oost-Vlaamse provincieraad op 24 april 2013 om 20% rechtstreekse participatie van burgers, overheden en bedrijven (!) op te leggen bij windprojecten en tegelijk een deel van de inkomsten te reserveren voor investeringen in de lokale gemeenschap (via Landschapsfonds, Hernieuwbare energie en Rationeel Energiegebruik (REG)-fonds). Die 20% (geïnspireerd door studies en projecten uit het buitenland, maar verder vrij arbitrair) is echter niet juridisch afdwingbaar want daarvoor bestaat momenteel in Vlaanderen nog geen wettelijk kader. Deze 20% moet dus onderhandeld worden met de projectontwikkelaars.
Wallonië heeft wel gekozen voor een gewestelijk juridisch kader en zelfs een behoorlijk ambitieus en krachtig kader. In Wallonië zet het ‘cadre de référence éolien’ (2011) de krijtlijnen uit voor het verkrijgen van een vergunning voor windturbines op land. Windenergie wordt erin erkend als gemeengoed, zones worden afgebakend waar windturbines kunnen komen en in elk windproject wordt minimaal 49,8% participatie voorzien, half om half voor burgercoöperaties en gemeentes.
Maar zolang er geen decretale basis bestaat in Vlaanderen, is onderhandeling met potentiële producenten - naar voorbeeld van Oost-Vlaanderen - de beste optie. Een charter, zoals voorgesteld door dhr. Keunen kan daartoe een belangrijk instrument zijn, maar flankerende initiatieven zijn nodig: communicatie, begeleiding en goede voorbeelden. In het kader van ‘Limburg gaat klimaatneutraal’ en de ondersteuning van de gemeenten worden momenteel al inspanningen gedaan om pilootprojecten rond collectieve hernieuwbare energie op de sporen te zetten. Daarbij neemt het stimuleren van burgercoöperatieven in samenwerking met de gemeentebesturen al een belangrijke plaats in. Maar dit alleen gaat wellicht niet voldoende zijn. We stellen daarom voor om gesprekken te organiseren met NUHMA, het Limburgse klimaatbedrijf, en met de gelinkte coöperaties ‘Limburg Wind’ en ‘Aspiravi samen’ om rechtstreekse participatie mogelijk te maken en zo de invulling van het Limburgse potentieel voor van hernieuwbare energie te versnellen en de noodzakelijke extra dimensie te geven om er iets collectief Limburgs van te maken dat motiveert en mobiliseert.
Misschien tot slot nog de bedenking dat ons landschap doorheen de geschiedenis steeds mee vorm heeft gekregen door onze energiebehoefte (hout, watermolens, turf, steenkool, …) en dat vele relicten daarvan nu net de kwaliteit van ons cultuurlandschap bepalen. Dit zal ongetwijfeld op termijn ook voor de nieuwe vormen van energie gaan gelden.”, aldus gedeputeerde Ludwig Vandenhove.
Zie ook Groene warmte uit ons landschap van 24-02-2013 en Windturbines: veel aanvragen voor vergunningen, weinig plaatsingen! van 17-09-2013 op deze website.